Ruw walstro is een lage tot middelhoge, heldergroene, overblijvende plant die in de zomer bloeit. De stengels en de onderkant van de bladeren hebben stekelhaartjes, waardoor de plant licht kan vastklitten aan vacht of kleding. De bladkransen hebben meestal zes of zeven bladeren. Ruw walstro onderscheidt zich van Moeraswalstro door zijn spitse bladeren en wrattige dopvruchten. De plant groeit op fosfaatarme, humeuze, licht zure, vaak kalkhoudende bodems die 's winters drassig en 's zomers vochtig blijven.
Het areaal van ruw walstro strekt zich uit van West-Europa tot Centraal-Siberië. In Europa is de soort zeldzaam in het Middellandse- Zeegebied en langs de Zwarte Zee. In België komt ruw walstro vooral voor in de Kempen en de Ardennen.
Op Vlaamse schaal is ruw walstro vrij algemeen. Alleen in de Polders is de soort zeer zeldzaam en beperkt tot uitgeveende gebieden (Gistelse Moere, Meetkerkse Moeren). De soort gaat globaal licht vooruit, maar het is niet duidelijk welke factor aan de basis van die vooruitgang ligt.
Ruw walstro is een lage, soms middelhoge, heldergroene, overblijvende zomerbloeier. De stengels zijn op de ribben voorzien van omlaag gerichte' stekelhaartjes, evenals de onderkant van de bladeren. Daardoor klit de plant aan vacht of kleding, hoewel niet zo sterk als Kleefkruid. Gewoonlijk tellen de bladkransen zes of zeven bladeren. Van Moeraswalstro, dat deels op dezelfde standplaatsen voorkomt, verschilt Ruw walstro onder meer door de spitse bladeren en de met wratjes bezette dopvruchten. De bloeiwijzen zijn gewoonlijk compacter dan bij Moeraswalstro. Ruw walstro komt voor in het grootste deel van Europa, met uitzondering van de zuidelijkste delen. In Nederland is het tamelijk zeldzaam geworden, al wordt het in sommige beekdal- en duingebieden nog vrij veel aangetroffen. In hooggelegen zand- en hoogveenstreken en in zeekleigebieden ontbreekt het grotendeels. In het Deltagebied is Ruw walstro vrijwel tot de duinen beperkt. Terwijl het op Texel veel voorkomt, is het op de andere Waddeneilanden schaars en op Schiermonnikoog merkwaardigerwijs afwezig.
Ruw walstro is een plant van fosfaatarme, humeuze, niet sterk zure en dikwijls kalkhoudende zand-, leem- en veenbodems, die 's winters vaak drassig zijn en 's zomers min of meer vochtig, maar niet doornat blijven. Niet alleen voor ontwatering, maar ook voor bemesting is het erg gevoelig. Vroeger stond Ruw walstro vooral in natte, onbemeste hooilanden, zowel in blauwgraslanden als in beekdalgrasland. Buiten enige natuurreservaten is daar niets van overgebleven. In Oost-Nederland staat de plant nu voornamelijk in gemaaide, min of meer schrale, vochtige sloot- en kanaalbermen, vooral langs weteringen en spoorsloten. Op greppelkanten en in leemgroeven kan het op tamelijk 'verse' grond groeien, soms samen met Echt duizendguldenkruid (Centaurium erythraea). In natte duinvalleien vestigt Ruw walstro zich in vegetaties met Knopbies (Schoenus nigricans), Parnassia (Parnassia pallustris), Watermunt (Mentha aquatica), Zeegroene zegge (Carex flacca) en dergelijke, als zich een humeuze bovenlaag zonder vrij schelpgruis heeft gevormd. Op Texel en bij Callantsoog komt het ook samen met Gewone dophei (Erica tetralix) voor, maar bij voortgaande verzuring van duinvalleien ruimt Ruw walstro het veld. Op vroongronden, bijvoorbeeld op Goeree, staat het in natte valleitjes op plekken met een geringe beweidingsdruk. Hoewel het meestal op zonnige plaatsen groeit, handhaaft het zich soms in lichte schaduw, bijvoorbeeld aan de rand van vochtig duinstruweel. In verspreidingspatroon komt Ruw walstro sterk overeen met Gevleugeld hertshooi (Hypericum tetrapterum), waardoor het ook vrij vaak wordt vergezeld. Andere planten waarmee het samen voorkomt, zijn Moerasrolklaver (Lotus uliginosus), Gewone waternavel (HydrocotyIe vulgaris), Kleine valeriaan (Valeriana dioica), Gewoon puntmos (Calliergonella cuspidata); in blauwgraslanden en duinvalleien ook Kruipwilg (Salix repens), Blauwe zegge (Carex panicea) en Vlozegge (C. pulicaris), op wat rijkere bodem Brede orchis (Dactylorhiza maialis), Grote ratelaar (Rhinanthus angustifolius), Kruipend zenegroen (Ajuga reptans) en Bevertjes (Briza media); in beekmoerassen soms Paardenhaarzegge (Carex appropinquata).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Ruw walstro is een iets kieskeurigere soort dan moeraswalstro. Ze gedijt enkel in grazige en moerasvegetaties op natte, voedselarme tot matig voedselrijke bodems. Ze groeit zowel op zwak zure als op basische standplaatsen. Vaak komen moeraswalstro en ruw walstro in dezelfde vegetaties voor.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.