Vlozegge is een lage tot zeer lage, zeer tengere, vrij donker groene, in losse pollen of matjes of soms in dichte pollen groeiende plant met korte wortelstokken en draaddunne, dieprode wortels.
Vlozegge stelt nauw omschreven eisen aan substraat en waterhuishouding. Deze fijn gebouwde plant staat op vochtige, humeuze tot venige maar goed doorluchte, zwak zure, fosfaatarme grond, die tenminste in het winterhalfjaar beïnvloed wordt door basenrijk grondwater, maar op de meeste groeiplaatsen net niet onder water komt.
Het areaal van vlozegge is beperkt tot de Atlantische kust van Noord-Europa en tot West- en Midden-Europa. In heel België is vlozegge een heel zeldzame en achteruitgaande soort. In Vlaanderen komt vlozegge tegenwoordig enkel nog voor in de Kempen en in het kalkmoeras van Berg. Enkele van die vindplaatsen zijn al zeer lang bekend, zoals bijvoorbeeld de groei- plaatsen in Berg (sinds 1864) en Ranst (sinds 1878) (VANDEN BERGHEN 1951).
Vlozegge is in Vlaanderen steeds zeer zeldzaam geweest. In vergelijking met de negentiende eeuw is het aantal vindplaatsen zeer sterk gedaald, zodat de plant nu uiterst zeldzaam is geworden. In vergelijking tot de eerste inventarisatieronde (1939-1971) is de situatie weinig veranderd. Op enkele oude groeiplaatsen is de soort verdwenen, terwijl er in Limburg na 1971 nog drie nieuwe groeiplaatsen ontdekt zijn. De grote achteruitgang heeft zich dus in de eerste helft van de twintigste eeuw voltrokken. Het aantal individuen per resterende groeiplaats is niet gedocumenteerd, maar er mag worden aangenomen dat vlozegge in Vlaanderen nog nauwelijks over levensvatbare populaties beschikt.
Vlozegge is een lage tot zeer lage, zeer tengere, vrij donker groene, in losse pollen of matjes of soms in dichte pollen groeiende plant met korte wortelstokken en draaddunne, dieprode wortels. De onderste scheden zijn licht- tot roodbruin en vezelen. De meestal talrijke, afgerond-driekantige stengels staan bij het begin van de bloei rechtop en zijn dan vaak nog geen decimeter lang. Tijdens de vruchtrijping verdubbelen of verdrievoudigen ze hun lengte, waarbij ze dikwijls een scheve stand innemen en aanmerkelijk meer opvallen dan in de bloeitijd. De bladschijf is borstelvormig, nog geen millimeter breed, naar de top priemvormig; bij vrijstaande jonge planten staat zij vaak horizontaal af. De bloeiwijze bestaat uit een aar van mannelijke bloemen aan de stengeltop met daaronder een aantal vrouwelijke bloemen. Deze zijn tweestempelig en liggen tijdens de bloei dicht tegen de as aan; daarna nemen ze een afstaande en tenslotte teruggeslagen stand in, waarbij de kafjes eerder afvallen dan de urntjes. Deze zijn spoelvormig, ongeveer vijf millimeter lang en bij rijpheid glanzend kastanjebruin tot bruinzwart; ze hebben een kegelvormige, afgeknotte, op de rug gegroefde snavel. Bij aanraking kunnen de rijpe urntjes als een vlo wegspringen.
Vlozegge komt voor in West- en Midden-Europa en maritieme delen van Noord-Europa, van Noord-Spanje tot IJsland, de Lofoten en het Oostzeegebied. In Nederland was zij plaatselijk vrij algemeen, maar zij is sterk achteruitgegaan. Zij is nu zeldzaam in de pleistocene streken en in laagveengebieden van Noordwest-Overijssel en op de grens van Utrecht en Holland. In de duinen is zij plaatselijk talrijk op Texel, zeldzaam op Schiermonnikoog en Ameland, bij Callantsoog en op Goeree en Schouwen. In Kennemerland is zij verdwenen, evenals in Zuid-Limburg.
Vlozegge stelt nauw omschreven eisen aan substraat en waterhuishouding, waaraan echter in uiteenlopende landschappelijke context voldaan kan worden. Deze fijn gebouwde plant staat op vochtige, humeuze tot venige maar goed doorluchte, zwak zure, fosfaatarme grond, die tenminste in het winterhalfjaar beïnvloed wordt door basenrijk grondwater, maar op de meeste groeiplaatsen net niet onder water komt. Vaak staat zij in terreinglooiingen en wel -- evenals bijvoorbeeld Parnassia (Parnassia palustris) -- juist boven de rand van winterse inundaties. In moerassen groeit zij dikwijls op bulten; zo kan zij talrijk voorkomen op oude horsten van Knopbies of Pijpenstrootje (Molinia caerulea). Vooral op spaarzaam begroeide plekken op leemgrond groeit zij soms in grote, dichte pollen, die zelf enigszins de vorm van horsten aannemen. Op relatief natte groeiplaatsen treedt zij in droge zomers soms talrijker op dan anders, maar duurzame verdroging doet haar verdwijnen.
In het binnenland komt Vlozegge voornamelijk voor in blauwgraslanden , zowel in beekdalen als op onvergraven laagveengrond. Verder staat zij op vochtige plekken in heide op leem, in een blauwgraslandachtige vegetatie. Op enige verspreide plaatsen in Zuid-Limburg en het oosten van het land is zij gevonden in veentjes in brongebieden; van dergelijke groeiplaatsen is nu nog één over. In verlandingsvegetaties treedt zij zelden op: een enkele maal verschijnt zij in trilveen of veenmosrietland. Gewoonlijk groeit zij in het volle licht, maar soms blijkt zij onder in nogal ruige begroeiing een tijdlang in leven te kunnen blijven. Ook het vroegere voorkomen in hellingbosveentjes doet een zekere schaduwtolerantie vermoeden.
In de duinen is Vlozegge kenmerkend voor oudere valleien, maar voor het overige geven de groeiplaatsen in de duinen een opmerkelijke verscheidenheid te zien. Voornamelijk op Texel staat Vlozegge in oude stadia van Knopbiesvegetaties, die hun lange levensduur te danken hebben aan duurzame toevoer van kalkrijk grondwater. Buiten Texel staat Vlozegge voornamelijk aan de rand van duinvalleien, op de grens van nat en droog. Een deel van dergelijke groeiplaatsen wordt vanouds beweid en geeft een bijzondere soortenrijkdom te zien, waarbij op een vierkante meter enige tientallen plantesoorten, deels van natte en deels van droge standplaats, dooreen groeien. Dit geldt speciaal voor de vroongronden van Goeree en de vindplaats op Ameland. Tenslotte komt Vlozegge op een paar plaatsen in drassig hooiland aan de binnenduinrand voor.
Planten waarmee Vlozegge zowel in het binnenland als in de duinen vaak samen voorkomt, zijn Tormentil (Potentilla erecta), Blauwe zegge, Gewoon reukgras (Anthoxanthum odoratum), Tandjesgras (Danthonia decumbens), Rood zwenkgras (Festuca rubra subsp. commutata), Fijn schapegras (F. ovina subsp. tenuifolia), Gestreepte witbol (Holcus lanatus), Zwarte zegge, Kruipwilg (Salix repens), Gewone dophei (Erica tetralix), Kale jonker (Cirsium palustre), Ruw walstro (Galium uliginosum) en Moerasrolklaver (Lotus uliginosus). Meer uitgesproken indicatoren van basenrijkdom, zoals Parnassia, Veenvedermos (Fissidens adianthoides) en Sterrengoudmos (Campylium stellatum), zijn slechts op een deel van de groeiplaatsen aanwezig. In het binnenland behoren verder Pijpenstrootje, Blauwe knoop (Succisa pratensis), Spaanse ruiter (Cirsium dissectum), Blonde zegge en Kleine valeriaan (Valeriana dioica) tot de frequente begeleiders, terwijl in duinvalleien doorgaans Waternavel (Hydrocotyle vulgaris), Gewoon puntmos (Calliergonella cuspidata) en Zeegroene zegge in gezelschap van Vlozegge optreden.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Vlozegge stelt zeer hoge eisen aan bodem en waterhuishouding. De soort gedijt enkel op zwak zure, fosfaatarme en vochtige humeuze zandgrond of veen. Bovendien is er een perfect evenwicht nodig tussen (zuur) oppervlaktewater en (basisch) grondwater, een situatie die onder meer kenmerkend is voor blauwgrasland. Het is enkel in dat vegetatietype, of in de schamele relicten die ervan overblijven, dat vlozegge nog voorkomt.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.