Glanzig fonteinkruid is een forse, lichtgroene Fonteinkruidsoort met sterk vertakte stengels die vaak grote matten onder water vormen. De ondergedoken bladeren zijn doorzichtig, dikker en stugger dan die van andere soorten, meestal langwerpig, wigvormig aan de voet, kort gesteeld, en fijn gekroesd. De aren hebben knotsvormig verdikte stelen. Glanzig fonteinkruid groeit in laagveenplassen en oude rivierarmen en in kleiputten in rivierwinterbedden.
Het areaal van glanzig fonteinkruid ligt een Eurazië. Het omvat het grootste gedeelte van Europa (behalve het zuiden). De soort komt verspreid over België voor en is in alle districten aanwezig. In Wallonië lagen vroeger de meeste groeiplaatsen in de Maasvallei, maar de soort is daar recentelijk niet meer waargenomen (SAINTENOY-SIMON 1999).
In Vlaanderen is glanzig fonteinkruid sterk achteruitgegaan. Het is er nu een zeer zeldzame soort. Ze is grotendeels verdwenen uit vroegere kerngebieden, zoals het zuiden van West- Vlaanderen, de Antwerpse Kempen en poldergebieden, de valleien van Demer en Dijle tussen Aarschot en Leuven en in en om het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het beeld van de verspreiding in de periode 1972-2004 is vermoedelijk een zeer optimistische weergave van de realiteit, omdat de soort inmiddels al op tal van plaatsen is verdwenen. De achteruitgang kan alleen worden gestopt door een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Glanzig fonteinkruid behoort tot de meest forse Fonteinkruiden en is vrij grof van bouw, in onvervuild water opvallend lichtgroen van tint en min of meer glinsterend. De stengels zijn gewoonlijk sterk vertakt. Het bovenste deel van de stengels verloopt doorgaans horizontaal; vaak vormen ze vlak onder water opvallende, grote matten. De bladeren zijn alle ondergedoken en opvallend doorzichtig maar dikker en stugger dan die van Doorgroeid en Langstengelig fonteinkruid. Ze zijn meestal langwerpig, aan de voet wigvormig en kort gesteeld, aan de rand dicht gekroesd en steeds zeer fijn getand, aan de top toegespitst, afgerond of met een inkeping. De middennerf vormt tenminste een stevige punt aan de bladtop, maar treedt vaak uit. Bij de bovenste bladeren kan hij enige centimeters buiten de bladschijf uitsteken, waarbij hij zich vaak iets kromt. Gewoonlijk zweven deze bovenste bladeren dicht onder de waterspiegel en dan komt de middennerf dikwijls boven het water uit. De tuitjes vallen niet af. De aren hebben een naar de top knotsvormig verdikte steel, die bovenaan bijna zo breed is als de aar zelf. Zo sterk opgezwollen aarstelen komen bij de andere Fonteinkruiden niet voor, behalve bij het nauw verwante maar veel tengerder Ongelijkbladig fonteinkruid. Knolvormig verdikte delen van de wortelstok overwinteren; daarnaast worden aan korte zijassen van de wortelstok winterknoppen gevormd.
Glanzig fonteinkruid komt voor in bijna heel Europa (in het noordoosten tot boven de poolcirkel), in West- en Midden-Azië en het Atlasgebied; in Noord-Amerika komt een nauw verwante soort voor. In Nederland is het vrij algemeen binnen een V-vormig gebied, dat zich van het Gelderse rivierengebied westwaarts tot noordelijk Noord-Brabant, Zuid-Holland, het westen van Utrecht en het zuiden van Noord-Holland uitstrekt, noordwaarts door West-Overijssel door Zuid-, Oost- en Midden-Friesland tot Zuidwest-Groningen en het Drentse Hunzedal. In de rest van het land is het zeldzaam. In Zeeland is het, afgezien van één oude vondst op Zuid-Beveland, beperkt tot de zuidrand van Zeeuws-Vlaanderen. Van de Waddeneilanden zijn alleen oude, niet-controleerbare opgaven voor Texel en Terschelling bekend (in dit geval is verwarring met Weegbreefonteinkruid niet geheel uitgesloten: ook planten van deze laatste soort van Noord-Beveland werden ooit voor Glanzig fonteinkruid aangezien !). Glanzig fonteinkruid is een robuuste bewoner van (matig) carbonaat- en voedselrijk, zoet water met een ruime tolerantie ten aanzien van diverse standplaatsfactoren. Dat het beter standhoudt dan Doorgroeid fonteinkruid, komt doordat het niet aan permanente pioniersmilieus is gebonden en zowel in tamelijk woelig als in rustig water de heerschappij behoudt. De ondergrond kan zowel uit veen bestaan als uit klei of leem. Zowel in horizontale als in verticale richting kan Glanzig fonteinkruid fors uitdijen, en met zijn vlak onder de waterspiegel zwevende bladeren laat het zich niet gemakkelijk door waterplanten met echte drijfbladeren verdringen. Het komt zowel voor in slootjes van enkele decimeters diep, als in verscheidene meters diepe plassen. In diep, helder water kunnen de pollen van deze plant uitgestrekte onderwaterweiden vormen. De uittredende middennerf ontwikkelt zich vooral sterk op plaatsen met sterke golfslag. Zowel in laagveenplassen als in oude rivierarmen kan Glanzig fonteinkruid in het open water sterk op de voorgrond treden, maar door waterverontreiniging en -vertroebeling is het in veel grote plassen op de achtergrond geraakt. Wat de oude rivierlopen betreft, treedt het vooral op in die welke 's winters door het rivierwater worden overstroomd, dus niet volledig afgesneden zijn. Evenzo treedt het, vaak als pionier en dikwijls massaal, op in kleiputten in het winterbed van de rivieren. Maar ook binnendijks, in wielen, is het dikwijls te vinden. In weinig of niet bevaren kanalen kan het eveneens talrijk optreden, maar bij intensief gebruik van waterwegen door de scheepvaart verdwijnt het spoedig. Mooi ontwikkelde planten moeten in helder water gezocht worden; bij matige vervuiling van het water houdt de plant wel stand maar wordt vaak onooglijk. Voor ammoniak blijkt deze soort erg gevoelig.
In grote, open wateren wordt Glanzig fonteinkruid vaak door de ondergedoken 'slablad-vorm' van Gele plomp (Nuphar lutea) vergezeld. Ook met Watergentiaan (Nymphoides peltata) en Doorgroeid fonteinkruid treedt het dikwijls samen op. In sloten kan het ook samen met diverse tengerder Fonteinkruidsoorten en met Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae) voorkomen.
Bastaarden van Glanzig fonteinkruid
Onder de talrijke bastaarden die in het geslacht Fonteinkruid gevormd kunnen worden, treedt een drietal hybriden van Glanzig fonteinkruid het meest op de voorgrond. Deze drie vormen vaak omvangrijke vegetaties, die jarenlang kunnen standhouden.
Vlottend fonteinkruid (Potamogéton >< fluitans) is de bastaard van Glanzig en Drijvend fonteinkruid. Met deze laatste soort heeft Vlottend fonteinkruid de volgende kenmerken gemeen: de aan jonge stengels optredende fyllodia (ondergedoken, slechts uit een bladsteel bestaande bladeren) en de drijvende bladeren met vouwtjes ter weerszijden van de aanhechting van de schijf aan de steel. Ook is de top van de bladsteel bleker getint dan de rest van het blad, maar een gewricht, zoals bij Drijvend fonteinkruid, is niet aanwezig. De bladschijf kan daardoor niet scharnieren ten opzichte van de steel en de bladeren liggen waaiervormig uitgespreid, niet kriskras. Meestal is de steel duidelijk korter dan de schijf. Invloed van Glanzig fonteinkruid blijkt uit de golvende rand van de drijfbladeren. Deze liggen daardoor niet vlak op het water, maar vertonen een zekere wringing en zijn aan de rand deels ondergedoken. De plant blijkt niet in staat tot vruchtzetting en vertoont dikwijls de voor onvruchtbare bastaarden kenmerkende 'frustratiebloei', die tot in de herfst kan aanhouden, terwijl de bladeren al vergaan. Vlottend fonteinkruid werd aanvankelijk met Duizendknoop- en later met Rivierfonteinkruid verward. In de vorige eeuw is het bij Leiden verzameld, maar als bastaard werd het pas halverwege de 20ste eeuw herkend en wel in het Zuidlaardermeer. Nadien werden verscheidene vindplaatsen in het oosten en zuiden van Friesland en het westen van Overijssel ontdekt. Ook blijkt Vlottend fonteinkruid in de Griftmonding bij de Grebbeberg voor te komen. Zijn optreden in riviertjes - behalve in de Grift ook in de Tjonger in Zuidoost-Friesland - is een van de oorzaken van de verwarring met Rivierfonteinkruid, en het vergt soms jarenlang volhardend waarnemen om erachter te komen welk van beide Fonteinkruiden op een bepaalde plek voorkomt.
Gegolfd fonteinkruid (P. >< zizii), de bastaard van Glanzig en Ongelijkbladig fonteinkruid, is de enige Fonteinkruid-hybride die goede vruchten voortbrengt (al staat niet vast in hoeverre deze ook werkelijk kiemkrachtig zijn). In kenmerken staat Gegolfd fonteinkruid min of meer tussen het robuuste Glanzig fonteinkruid en het tengere Ongelijkbladig fonteinkruid in. Voor zover drijvende bladeren worden gevormd, vertonen ze een soortgelijke wringing als bij Vlottend fonteinkruid: de golvende bladrand duikt gedeeltelijk onder de waterspiegel. Gegolfd fonteinkruid is steeds gevonden op plekken waar Glanzig fonteinkruid voorkomt en waar althans vroeger ook Ongelijkbladig fonteinkruid aanwezig was; het blijkt zich dus, ondanks de vruchtzetting, bij ons niet op eigen kracht te verspreiden. Het is bekend van Nieuwkuik nabij 's-Hertogenbosch en van een aantal dicht bijeen gelegen plekken in Midden-Friesland; vroeger is het ook in het Zuidlaardermeer en lang geleden in de Achterhoek aangetroffen. Wilgfonteinkruid (P. >< decipiens), hybride van Glanzig en Doorgroeid fonteinkruid, lijkt het meest op de eerstgenoemde oudersoort. De habitus is echter gedrongener; de bladeren zijn zittend met teruggeslagen randen, en vertonen geen neiging vlak onder de waterspiegel te zweven. De bladtop is vrij plotseling in een korte stekelpunt versmald. Evenals bij Vlottend fonteinkruid is vaak tot in het najaar ‘frustratiebloei’ waar te nemen. Wilgfonteinkruid is op tal van plaatsen op de grens van zand- en veengebieden in Noordoost-Nederland aangetroffen, uitsluitend ten noorden van de Overijsselse Vecht – hetzelfde deel van het land als waartoe Noordse zegge (Carex aquatilis) en Stijf struisriet (Calamagostris stricta) beperkt zijn. Het ontbreken van waarnemingen in de rest van het land is moeilijk te verklaren, aangezien er ook buiten het noordoosten plekken genoeg zijn waar Glanzig en Doorgroeid fonteinkruid samen optreden.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1991 (deel 4)
Glanzig fonteinkruid is een van de meest spectaculaire fonteinkruidsoorten. Het is een vormenrijk, maar toch steeds goed herkenbaar taxon. Het groeit in dieper, stilstaand tot zwak stromend, helder, matig voedselrijk, meestal kalkrijk, hard water van het bicarbonaattype. Het staat op allerlei minerale en min of meer organische bodems, maar niet op lemige bodems. Glanzig fonteinkruid groeit in afgesneden rivierarmen, turfputten, vaarten en kanalen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.