Blonde zegge (Carex flava) is een middelhoge plant met kort kruipende wortelstokken en dunne, stomp driekantige stengels. De bladschijf is heldergroen tot geelachtig met een driekantige top. De bloeiwijze omvat een mannelijke topaar en meestal twee of drie rechtopstaande vrouwelijke aren met driestempelige bloemen. De urntjes zijn eivormig, geelgroen tot goudgeel, en hebben een bruine snavel met stekeltjes.
Blonde zegge komt voor in Midden- en West-Europa, Noorwegen, Zuidoost-Europa, Zuidwest-Azië, en aan de oostpunt van Noord-Amerika. In Nederland komt ze vooral voor in blauwgraslanden en op vochtige plekken in heide, maar is door ontwatering en bemesting sterk achteruitgegaan. Ze groeit op natte, basenrijke, voedselarme standplaatsen in het volle licht, en verdraagt geen sterke zoutinvloeden.
Het areaal van blonde zegge ligt in West- en Centraal-Europa. Daarbinnen kan de soort lokaal vrij algemeen zijn (bv. op de Britse Eilanden). Het areaal strekt zich uit van Zuid-Frankrijk tot Zuid-Scandinavië en oostwaarts tot de Karpaten en de Baltische staten. In Wallonië is blonde zegge iets algemener dan in Vlaanderen, met een concentratie aan groeiplaatsen in de Ardennen en Lotharingen.
In Vlaanderen is de soort waarschijnlijk altijd al zeldzaam geweest. Ze is tegenwoordig uiterst zeldzaam en gaat overal in Vlaanderen nog steeds sterk achteruit, vooral als een gevolg van voedselaanrijking van de standplaatsen en verstoring van het grondwaterregime.
Blonde zegge is een middelhoge plant met kort kruipende wortelstokken die een losse pol vormen. De onderste scheden zijn donkerbeige en vezelig. De dunne stengels zijn stomp driekantig. De scheden van de bovenste bladeren en de onderste schutbladen hebben een tongvormige antiligula. De bladschijf is bovenaan heldergroen, later geelachtig, en van onder vaak iets blauwig, met een driekantige top (wat verschilt van de Zilte zegge). De bloeiwijze bestaat uit een mannelijke topaar, soms met een tweede, kleinere mannelijke aar aan de voet, en meestal twee of drie rechtopstaande vrouwelijke aren met driestempelige bloemen. De schutbladen zijn veel korter dan de bloeiwijze en hebben een nauwe, tot vier centimeter lange schede. De vrouwelijke bloemen hebben kastanjebruine, vliezig gerande kafjes die contrasteren met de geelgroene urntjes. Deze urntjes zijn eivormig, drie à vier millimeter lang, duidelijk generfd en toegespitst in een bruine snavel met een V-vormige topinsnijding. De buitenkant van de snavel is met stekeltjes bezet; in de V-vormige insnijding staan, in tegenstelling tot bij Zilte zegge, geen stekeltjes.
Blonde zegge komt voor in Midden- en West-Europa, Noorwegen tot voorbij de poolcirkel, Zuidoost-Europa, naburig Zuidwest-Azië, en aan de oostpunt van Noord-Amerika (Newfoundland en enkele nabijgelegen eilanden). In Nederland was de soort nooit algemeen, maar in sommige delen van de pleistocene streken zoals Twente en de Gelderse Vallei kwam zij vrij veel voor. Ze is ook aangetroffen in laagveengebieden, voornamelijk op de grens van Holland en Utrecht, in Noordwest-Overijssel en Midden-Friesland. Door ontginning en ontwatering is haar aantal sterk afgenomen, waardoor ze nu zeldzaam is. Er zijn slechts enkele oude vondsten uit Limburg en de duinstreek bekend.
Blonde zegge groeit op vochtige tot natte, zwak zure tot neutrale, basenrijke, matig voedselrijke maar fosfaatarme, onbemeste standplaatsen in het volle licht. In Nederland is zij voornamelijk beperkt tot blauwgraslanden die 's winters onder invloed staan van basenrijk grondwater en 's zomers hoogstens licht uitdrogen. In deze blauwgraslanden kan ze een aanzienlijk aandeel in de vegetatie hebben, hoewel dergelijke plekken tegenwoordig zeldzaam zijn. Ze komt ook voor op vochtige, niet te dicht begroeide plekken in heide op compacte, basenrijke grond, zoals leem, potklei of schelpkalk, in vegetaties die sterk met blauwgrasland overeenkomen. Soms verschijnt ze op recent blootgekomen leem in terreininsnijdingen. Ze groeit vaak samen met Blauwe zegge, maar is gevoeliger voor bemesting, ontwatering en verzuring. Dit maakt dat ze het veld ruimt bij kwaliteitsverlies van het terrein. Blonde zegge lijkt iets meer voedselrijkdom en minder verdroging te verdragen dan Vlozegge, en staat doorgaans op nattere plaatsen, vaak met de voet in het water. Hoewel ze in de kuststrook vrijwel ontbreekt, wijst haar voorkomen op verschillende kleine eilanden in noordelijke streken op een verminderde zoutgevoeligheid. Duinvalleien vertonen vermoedelijk te grote waterstandswisselingen voor deze soort, en brakwatervenen kennen te snelle overgangen van voedselrijk naar zuur milieu. De enige recente groeiplaatsen in het kustgebied zijn polderboezemhooilanden.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Blonde zegge gedijt in matig productieve en erg soortenrijke (blauw)graslanden op venige zand-, zandige klei- of leembodem. De standplaats wordt gekenmerkt door een hoge grondwaterstand (gelijk met of tot net boven het maaiveld) in de winter en het voorjaar. Er is een lichte daling in de zomer zodat oppervlakkige uitdroging optreedt. De chemische samenstelling van het grondwater kan variëren van niet echt mineraalarm tot uitgesproken mineraalrijk, maar is steeds nutriëntenarm.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.