Duinrus heeft een bloeiwijze die meestal gedrongen en tweekoppig is, en bevat gemiddeld kleinere hoofdjes dan die van Alpenrus. De helmknoppen zijn langer dan bij Alpenrus, tot een millimeter of soms nog iets meer, minstens zo lang als de helmdraden. De glanzend rood- tot zwartbruine vrucht is in een kort snaveltje versmald en steekt veelal alleen met dit snaveltje boven het bloemdek uit; zij bevat gewoonlijk ongeveer twintig zaden. Deze soort komt voor in het westelijke deel van het Middellandse-Zeegebied, in Frankrijk en aan de Noordzeekust van de Scheldemonding. Duinrus is een pionier van jonge duinvalleien en randen van strandvlakten. Hij groeit op vochtige, geheel of gedeeltelijk ontzilte, al of niet kalkrijke zandgronden met wisselende waterstand nabij de zeekust.
Duinrus heeft een zeer beperkte verspreiding. De soort komt voor langs de kusten van West-Europa, van de Scheldemonding tot de zuidpunt van Zweden. Op de Britse Eilanden ontbreekt ze. Daarbuiten zijn er enkele groeiplaatsen langs de kust van de Atlantische Oceaan in Frankrijk en langs de kusten van het westelijke deel van de Middellandse Zee. In Nederland is de soort tamelijk algemeen op de Waddeneilanden. Vlaanderen ligt marginaal ten opzichte van het hoofdareaal. De soort ontbreekt in Wallonië.
De enige permanente populatie van duinrus in Vlaanderen kwam voor in Knokke op de strandvlakte van het Zwin, vermoedelijk waar nu de Zwinbosjes gelegen zijn. Van die locatie is behoorlijk wat herbariummateriaal terug te vinden. De oudste waarnemingen dateren van 1868 en de laatste van 1924. De beschrijving van de standplaats op de herbariumetiketten varieert nogal: ‘prairies sèches maritimes’, ‘vallées humides des dunes’, ‘endroits humides dans les pannes entre Knocke et le Hazegras’, enz. Vermoedelijk gaat het om een soort strandvlakte, want de huidige Zwinbosjes zijn ontstaan op een oude strandvlakte die aansloot bij het schorrengebied van het Zwin. Er bestaat daarnaast ook herbariummateriaal van duinrus dat in 1914 en 1916 verzameld werd op een dijk in Willebroek.
Duinrus komt in de meeste kenmerken overeen met Alpenrus. Waar beide Russen naast elkaar groeien (niet in ons land), ontstaan vruchtbare tussenvormen. De bloeiwijze van Duinrus is meestal gedrongen en dikwijls tweekoppig, en bevat gemiddeld kleinere hoofdjes dan die van Alpenrus. De helmknoppen zijn langer dan bij Alpenrus, tot een millimeter of soms nog iets meer, minstens zo lang als de helmdraden. De glanzend rood- tot zwartbruine vrucht is in een kort snaveltje versmald en steekt veelal alleen met dit snaveltje boven het bloemdek uit; zij bevat gewoonlijk ongeveer twintig zaden.
Duinrus heeft een zuidelijker areaal dan andere vormen van Juncus alpinoarticulatus: hij komt voor in het westelijke deel van het Middellandse-Zeegebied, in Frankrijk en aan de Noordzeekust van de Scheldemonding tot Jutland met voorposten aan de Sont, echter niet op de Britse eilanden. In de duinen van de Waddeneilanden behoort hij tot de meest voorkomende Russen, verder zuidwaarts in de duinen is hij minder algemeen en vanaf 's-Gravenhage zuidwaarts is hij zelfs zeldzaam te noemen. Behalve in de duinen treedt hij hier en daar op andere zandige terreinen in de kuststreken op. In het binnenland zijn enige malen planten van J. alpinoarticulatus gevonden die meer met Duinrus dan met Alpenrus overeenkwamen; recent zijn zulke exemplaren aangetroffen bij Vorden in de Achterhoek.
Duinrus is een pionier van jonge duinvalleien en randen van strandvlakten. Hij groeit op vochtige, geheel of gedeeltelijk ontzilte, al of niet kalkrijke zandgronden met wisselende waterstand nabij de zeekust. In weinig begroeide omgeving breidt hij zich vaak in korte tijd sterk uit, maar hij kan ook weer spoedig door andere planten worden teruggedrongen, veel sneller dan Zeerus en Paddenrus. In tegenstelling tot deze twee verwanten is hij er slecht tegen bestand 's zomers met de voet in het water te staan. Hij is bestand tegen overspoeling met zeewater tijdens winterse stormvloeden, maar is nog meer dan Zeerus buitendijks gebonden aan plekken waar uit naburige duinen zoet water toestroomt. Hij ontbreekt dan ook op echte schorren, maar kan sterk op de voorgrond treden op de grens van strandvlakten met duinruggen. In duinvalleien kan hij het beeld van de pionierbegroeiing bepalen kort nadat deze door afsnoering van de zee of door uitstuiving of uitgraving zijn ontstaan. In oudere stadia, waarin achtereenvolgens Knopbies (Schoenus nigricans), Drienervige en Zwarte zegge (Carex trinervis en nigra), en Gewone dophei (Erica tetralix) en Kraaihei (Empetrum nigrum) de vegetatie beheersen, speelt Duinrus een bescheiden rol; hij staat hier voornamelijk op plekjes waar het plantendek beschadigd is, bijvoorbeeld in karresporen. Meer dan de meeste andere bewoners van vochtige duinvalleien heeft Duinrus de laatste tientallen jaren van graverij in de duinen geprofiteerd. Hij verscheen in diverse infiltratiegebieden en toont zich niet al te kieskeurig ten aanzien van de waterkwaliteit, zolang de begroeiing maar een open karakter houdt. Hij pioniert ook op drooggevallen zandplaten in voormalige zeearmen in het Deltagebied en op opgespoten zandvlakten, zoals bij Amsterdam. Begeleiders van vitaal groeiende Duinrus zijn onder meer -- van zilt naar zoet -- Kwelderzegge (Carex extensa), Late ogentroost (Odontites vernus subsp. serotinus), Strandduizendguldenkruid (Centaurium littorale), Sierlijke vetmuur (Sagina nodosa), Parnassia (Parnassia palustris) en Moeraswespenorchis (Epipactis palustris).
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Duinrus is een pionier van duinpannen en strandvlakten. De soort groeit op voedselarme, basische en soms brakke bodems. Alhoewel duinrus een winterse overstroming met zout water kan verdragen, is de soort toch afhankelijk van een toevoer van zoet water. In Nederland groeit duinrus vooral in de grenszones tussen duinen en strandvlakten, en in jonge duinpannen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.