Strandduizendguldenkruid is een lage, twee- of soms driejarige plant die in de zomer bloeit. De bloeiwijze begint schermvormig en wordt later omgekeerd-kegelvormig, waarbij de rozetbladeren vergaan. De bladeren zijn lancet- tot lijnvormig, met hoogstens drie onduidelijke nerven. Tijdens de bloei verkleurt de onderste helft van de plant helder oranje. De kroonbuis blijft binnen de kelk, en de kroonslippen zijn meestal diep purperroze, soms lichter of wit. Strandduizendguldenkruid groeit op matig vochtige, kalkrijke, zwak zoute zandgrond, vaak vastgelegd door algen.
Strandduizendguldenkruid (subsp. littorale) komt voor langs de kusten van West-Europa en van de Baltische zee. Deze on- dersoort komt voor vanaf de Landes in Frankrijk tot de Shetlandeilanden en het zuiden van Noorwegen, Zweden en Finland. De ondersoort uliginosus komt voor op brakke locaties in het binnenland in het noorden van Duitsland en in Centraal- en Oost-Europa, oostwaarts tot de Oeral.
In België is strandduizendguldenkruid alleen gevonden in Vlaanderen, waar de soort zeer zeldzaam is. De plant is vrijwel uitsluitend bekend van de Duinen en een aantal locaties op Antwerpen-Linkeroever. Ook in de Duinen is de soort vrij zeldzaam. Strandduizendguldenkruid gaat licht achteruit. Geschikte standplaatsen voor de soort zijn sterk achteruitgegaan als een gevolg van urbanisatie, verdroging en een verminderde verstuivingsdynamiek in de Duinen.
Strandduizendguldenkruid is een lage, twee- of soms driejarige zomerbloeier. Aan een wortelrozet ontspringen één of meer bloeistengels, die verscheidene bladparen en een aanvankelijk schermvormig geheel van een eindelingse en meestal twee zijdelingse bijschermen dragen. Later wordt de bloeiwijze omgekeerd-kegelvormig en vergaan de rozetbladeren. Meestal staan de stengels rechtop, maar soms komen planten voor met liggend-opstijgende, in een kring uitgespreide stengels. De bladeren zijn lancetvormig tot lijnvormig, zeer zelden langwerpig, met hoogstens drie, deels onduidelijke nerven. Al tijdens de bloei verkleurt de onderste helft van de plant helder oranje. De kroonbuis steekt bij het opengaan van de bloem niet buiten de kelk uit. De kroonslippen zijn meestal diep purperroze, soms echter veel bleker van tint of wit.
Strandduizendguldenkruid heeft een verbrokkeld areaal in zoutgebieden in West-Azië, Oost- en Midden-Europa en in de kuststreken langs Oost- en Noordzee; in Groot-Brittannië komt het voornamelijk aan de westkust voor. In Nederland is het plaatselijk algemeen in de duinstreek, vooral op de Waddeneilanden en in het Deltagebied. In dit laatste gebied wordt het ook verder oostwaarts op zandige terreinen langs zeearmen aangetroffen. Verder staat het in de Lauwersmeerpolder, om Amsterdam en op enkele plekken aan de IJsselmeerkust.
Strandduizendguldenkruid is een pionier van matig vochtige, kalkrijke, meestal humusarme en zwak zouthoudende zandgrond, die door algen enigszins is vastgelegd. Zijn karakteristieke biotoop ligt op de grens van duin en schor of vallei, dus in de ontmoetingszone van droog en nat en tevens van zoet en brak milieu. Zulke overgangen bevatten plantensoorten 'van weerszijden' planten met contrasterende standplaatseisen, die hier zij aan zij groeien. Door de wisselvallige vochthuishouding in de contactgordel blijft hun aandeel in de begroeiing echter beperkt: noch de planten van het droge duin, noch die van schorren of natte valleien groeien hier optimaal. Van Strandduizendguldenkruid komt de levenscyclus in zekere mate aan die wisselingen tegemoet. Het kiemt meestal vrij laat in de lente, nadat zijn standplaats door maartse buien zoet is geworden. Wel is de vochthuishouding dan een kritische factor: de kiemplant is zowel voor droogte als voor zout zeer gevoelig. Tegen de zomer zakt het grondwaterpeil tot ongeveer een meter onder het bodemoppervlak, dat dan sterk uitdroogt, maar inmiddels is het wortelstelsel van de plant voldoende in de diepte ontwikkeld om contact met opstijgend bodemvocht te houden. Het eerste - en zo nodig een tweede - seizoen wordt doorgebracht als rozet, om in het voedselarme zand zoveel mogelijk voedingsstoffen op te zamelen en in het volgende jaar in vrij korte tijd een bloeiwijze te kunnen vormen. Volgroeide rozetten kunnen veel meer droogte en verzilting van de grond doorstaan dan kiemplanten. Neemt de zoutconcentratie in het bodemvocht tijdelijk toe, dan sluit de plant haar huidmondjes om waterverlies tegen te gaan en aldus de aanzuiging van zout water te beperken, maar assimilatie van kooldioxide is dan ook onmogelijk, zodat de groei wordt stopgezet. Nadat Strandduizendguldenkruid gebloeid heeft en afgestorven is, blijft het zaad gewoonlijk tot het late najaar in de doosvrucht. (Voortijdig uitgevallen zaden kiemen nog in de herfst, waarna de kiemplanten bij de eerstvolgende stormvloed door 'zoutvergiftiging' verongelukken; 's winters is de temperatuur te laag voor kieming, zodat laat in het jaar vallende zaden pas in de lente kiemen.) De gordel waarin Strandduizendguldenkruid een overheersende plaats inneemt, is smal; in de loop der jaren pendelt deze zone heen en weer, afhankelijk van het spel van neerslag en stormvloeden. De dicht opeenstaande planten bereiken een gemiddelde hoogte. Hoger in de zonering beperkt waterschaarste en/of beweeglijkheid van het duinzand de kiemingskansen, maar de weinige planten die erin slagen zich daar te vestigen, groeien opvallend fors uit. Lager in de zonering laat het zoutgehalte in het bodemvocht en/of de overspoelingsduur geen voorspoedige groei toe; de verspreide planten die hier het bloeistadium halen, blijven ondermaats. In het wisselvallige kustmilieu waar Strandduizendguldenkruid leeft, houdt tweejarigheid een zekere mate van risicospreiding in. Naast de kwetsbare eerstejaarsplantjes, waarvan niet te voorspellen is waar in de zonering hun grootste overlevingskans zal liggen, staan steeds de minder kwetsbare tweede- (eventueel derde-)jaars planten. Bij onverwachte milieuveranderingen wordt daardoor de kans verkleind dat in één klap alle exemplaren te gronde gaan. Door welke oorzaak de soort vrijwel beperkt is tot bodems die calciumcarbonaat en een beetje zout bevatten, is niet duidelijk.
Van nature komt Strandduizendguldenkruid voor aan de rand van strandvlakten, die deels door duinen worden omgeven, en in duinvalleien - vooral in zulke, die van de zee afgesnoerd en nog weinig begroeid zijn. Door verdroging van de Hollandse duinen is het nogal achteruitgegaan, maar na infiltratie van rivierwater in de duinen heeft het (tijdelijk) verloren terrein herwonnen. Verder verschijnt het op pas drooggevallen zandplaten en soms op braakliggende duinakkertjes. Planten die vaak in (vrijwel) dezelfde vegetatiegordel als Strandduizendguldenkruid optreden, zijn Sierlijke vetmuur (Sagina nodosa) en andere Vetmuursoorten, Kleine leeuwentand (Leontodon saxatilis), Hertshoornweegbree (Plantago coronopus), Net-knikmos (Bryumalgovicum), Fraai duizendguldenkruid, Waterpunge (Samolus valerandi), Zilte greppelrus (Juncus ambiguus), buiten het Waddengebied voorts Bleekgele droogbloem (Gnaphalium luteo-album) en lokaal ook Bitterling.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Er worden twee ondersoorten van strandduizendguldenkruid onderscheiden, nl. subsp. littorale en subsp. uliginosum. In Vlaanderen komt enkel subsp. littorale voor. Strandduizendguldenkruid is een pionier op natte tot vochtige, zoete tot brakke plaatsen op voedselarme, kalkrijke bodems. De soort staat vooral op kaal zand in jonge duinpannen aan de kust, vaak samen met sierlijke vetmuur, dwergzegge en fraai en echt duizendguldenkruid. Elders wordt strandduizendguldenkruid soms gevonden op overgangen tussen strandvlakten, schorren en pionierduinen. Sporadisch wordt de soort aangetroffen op vochtige, brakke opgespoten terreinen, zoals op Antwerpen- Linkeroever en in de achterhaven van Zeebrugge.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.