Plat blaasjeskruid is een klein en tenger waterplantje waarvan de horizontale hoofdas één of enkele decimeters lang wordt. Het draagt afgeplatte bladeren met gevorkte slippen, zonder blaasjes; het geheel is gras- tot bleekgroen en zweeft onmiddellijk onder het wateroppervlak. Aan de hoofdas ontspringen bleke, bladgroenloze zijstengeltjes, die de plant vaak verankeren. Bloei komt zelden voor in Nederland, maar wanneer dat gebeurt, draagt de plant citroengele bloemen. Plat blaasjeskruid groeit voornamelijk in ondiep, voedselarm, en kwelgevoed water met een fluctuerende zuurgraad.
Het verspreidingsgebied omvat de gematigde en koude delen van het noordelijk halfrond en strekt zich in Europa uit van Scandinavië tot West- en Centraal-Frankrijk, Noord-Italië en Centraal-Rusland. In Wallonië komt de soort niet voor.
De verspreiding in Vlaanderen werd door D’HOSE (1987) nader bekeken. Plat blaasjeskruid is er uiterst zeldzaam en werd nagenoeg alleen in de Kempen gevonden, vooral ten noorden van de Grote Nete, waar de soort steeds zeldzaam bleef. De soort is sinds de twintigste eeuw op de terugweg en vandaag bedreigd, wat gezien de specifieke standplaatsvereisten geen verwondering zal wekken. Het Vlaamse areaal is inmiddels tot de noordoostelijke Kempen ingekrompen. Op een aantal van de groeiplaatsen uit de periode 1972-2004 is plat blaasjeskruid al niet meer aanwezig. Plat blaasjeskruid valt weinig op en wordt vlug over het hoofd gezien. De soort wordt soms verward met bleekgeel blaasjeskruid.
Plat blaasjeskruid is een klein en tenger waterplantje waarvan de horizontale hoofdas één of enkele decimeters lang wordt. Deze draagt afgeplatte bladeren met gevorkte slippen, zonder blaasjes; het geheel is gras- tot bleekgroen, bevindt zich in één vlak en zweeft onmiddellijk onder het wateroppervlak. De slippen eindigen in een tamelijk stompe top en zijn nauwelijks getand; de stekelharen ontspringen vrij 'abrupt' aan de top en de zijranden van de slippen. Aan de hoofdas ontspringen bleke, bladgroenloze, bijna witte zijstengeltjes van enkele centimeters tot één, zelden twee decimeter lengte, die schuin naar onder groeien en de plant dikwijls min of meer in de bodem verankeren. Alleen deze grondloten dragen blaasjes aan overigens rudimentaire bladeren. Zowel aan de groene als aan de bladgroenloze stengels kunnen turionen worden gevormd. Deze zijn zilverig behaard en dragen stekelharen in bundeltjes van zes tot meer dan tien. Merkwaardig is dat bij het uitgroeien van de turionen de knop zelf geen stengelstrekking vertoont: een verschil met de andere inheemse Blaasjeskruiden. De functie van de grondloten is niet geheel duidelijk: mogelijk treden ze deels als vervangers van het bij Blaasjeskruiden ontbrekende wortelsysteem op. In elk geval zijn in de blaasjes van Plat blaasjeskruid in onze streken zelden of nooit gevangen waterdiertjes waar te nemen. Mogelijk is dit een oorzaak van het feit dat de plant bij ons zo goed als nooit bloeit. Bloeiende exemplaren van Plat blaasjeskruid zijn in Nederland alleen omstreeks de laatste eeuwwisseling gevonden en wel in een tweetal heideplassen in Noord-Limburg. De citroengele bloemkroon is iets kleiner dan bij Groot en Loos blaasjeskruid, met een vrij vlakke onderlip en een tamelijk lange spoor, die ongeveer evenwijdig aan de onderlip loopt.
Plat blaasjeskruid komt voor in de koelere delen van het noordelijk halfrond; ons land ligt aan de zuidrand van zijn areaal. Tegenwoordig is het hier alleen bekend uit Noordwest-Overijssel en van één plek in het Noordlimburgse Peelgebied. Tot in de jaren zeventig werd het op een aantal plaatsen in Noord-Brabant aangetroffen, maar de laatste tien jaar is het hier nergens meer teruggevonden. Verder kwam het nog voor op een paar plekken in Noord-Drenthe en aangrenzend Groningen; de laatste vondst hier dateert uit de jaren zestig. Tenslotte zijn oude vondsten bekend van Epe en Markelo.
Plat blaasjeskruid is een plant van ondiep, onvervuild, matig voedselarm, met name fosfaat- en carbonaatarm, ongeveer neutraal tot zwak zuur water. Veelal staat dit onder invloed van kwel of van opstijgend grondwater uit de diepe ondergrond; in verband daarmee vertoont de zuurgraad van het water vaak vrij sterke schommelingen. Metaalionen uit het kwel- of grondwater binden zich aan fosfaat en slaan dit neer, waardoor de betrekkelijke schaarste aan voedingsstoffen in stand blijft, die een voorwaafde blijkt voor het optreden van Plat blaasjeskruid. Anderzijds is in het buitenland waargenomen dat het plantje zich uitbreidt op plekken waar bijvoeding in de vorm van mest van herkauwers of vogelkolonies in het water terechtkomt. In dit geval zal wel gelden dat te veel kwalijker is dan te weinig: bij het tegenwoordige hoge bemestingsniveau blijkt Plat blaasjeskruid zich in elk geval in Noord-Brabant niet te kunnen handhaven. Toch zou een zo nu en dan op bezoek komende (schaaps)kudde het voorkomen van het plantje in een heideven vermoedelijk begunstigen. Op de grens van Drenthe en Groningen stond het trouwens in 'koelanden'! Het is een bewoner van kleine waterruimten. Vennen waarin het voorkomt of liever voorkwam - zijn in de meeste gevallen oude, sinds vele eeuwen afgesneden beek- of rivierarmen. Hier stond het in de oeverzone, veelal samen met Kleinste egelskop (Sparganium minimum). In het Noordwestoverijsselse veengebied staat Plat blaasjeskruid in slenkjes in trilveenmoerassen: laagten van enkele vierkante decimeters oppervlakte, waar altijd water tot aan of tot enige centimeters boven het bodemoppervlak staat. Zulke slenken maken deel uit van het mozaïek van een mos- en zeggenrijke, bijzondere soortenrijke begroeiing, waarin Draadzegge (Carex lasiocarpa) en Ronde zegge (C. diandra) een belangrijk aandeel hebben. Van de slaapmossen uit dit vegetatietype zijn in de slenken vooral Rood schorpioenmos (Scorpidium scorpioides) en Sterrengoudmos (Campylium stellatum) aan te treffen; tevens kunnen in het ondiepe water kranswieren (Chara spp.) voorkomen. Plat blaasjeskruid kan ook - als een van de weinige planten, in diepe schaduw - optreden als bodembedekker in oevervegetaties van Galigaan (Cladium mariscus). Zowel in vennen als in trilveen wordt Plat blaasjeskruid gewoonlijk door Klein blaasjeskruid vergezeld. Ze zijn dan 'verticaal gelaagd': het tweede spreidt zijn blad onder dat van het eerste tilt.
Op een klein aantal plaatsen in Zuidoost-Nederland is Bleekgeel blaasjeskruid (Utriculâria ochroléuca) aangetroffen, dat wel als een bastaard van Plat en Klein blaasjeskruid wordt beschouwd. Het onderscheidt zich van Plat blaasjeskruid doordat de groene bladeren vaak een enkel blaasje bezitten; doordat de bladslippen een spitse top en spitse tandjes hebben, waarop de stekelharen zitten; en doordat de turionen bundeltjes van twee tot acht haren dragen en zich bij het uitgroeien strekken. De bloemen houden het midden tussen die van de vermoedelijke oudersoorten. Bleekgeel blaasjeskruid schijnt gemiddeld in wat zuurder water te groeien dan Plat blaasjeskruid, bijvoorbeeld tussen zwevend Waterveenmos (Sphagnum cuspidatum). Of het nog in ons land voorkomt, verdient nader onderzoek.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Plat blaasjeskruid groeit in (zeer) ondiepe, matig voedselarme, zwak zure tot neutrale, zachte veen- en heidewatertjes die meestal onder invloed staan van mineraalrijkere kwel of grondwater.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.