Ronde zegge is een lage tot middelhoge, grijzig groene plant met een opstijgende wortelstok die losse pollen vormt. De bloeiwijze is compact met eivormige aren die vrouwelijke bloemen onderaan en mannelijke bloemen bovenaan bevatten. De plant groeit in verlandingsvegetaties van basenrijk, voedselarm, ondiep zoet water op veen-, zand- en leemgrond. Ronde zegge is gevoelig voor bemesting en verdroging, en komt voor in kwetsbare, goed bewaarde natuurreservaten.
Ronde zegge is een boreale, circumpolaire soort, die ook in bergstreken van het zuidelijk halfrond aangetroffen wordt. Ze is te vinden in gematigde, maar vooral in koude streken. In Wallonië is ronde zegge alleen bekend van enkele groeiplaat- sen in het Lotharings district.
Naar alle waarschijnlijkheid is ronde zegge altijd al een zeldzame soort geweest in Vlaanderen, wat logisch is want Vlaanderen ligt net buiten het aaneengesloten Europese areaal. Ze komt vandaag in hoofdzaak voor in de Kempen. Toch verliest ze nog steeds terrein en is nu een uiterst zeldzaam soort. In het stroomgebied van de Nete en de Demer heeft dat vrijwel zeker te maken met het optreden van structurele verdroging in de tweede helft van twintigste eeuw.
Ronde zegge is een lage tot meestal middelhoge, grijzig groene plant met een opstijgend-kruipende wortelstok, waaraan op enige afstand van elkaar toefen van bloeistengels en niet-bloeiende scheuten ontspringen. Hierdoor worden in de regel losse pollen gevormd. De onderste scheden zijn dof zwartachtig bruin en vezelen niet. De dunne stengels zijn onderaan bijna rolrond, bovenaan vrij scherp driekantig maar met bolle zijden. De bladschijf is één tot twee millimeter breed, gootvormig tot samengevouwen. De bloeiwijze is compact, soms aan de voet iets onderbroken; de onderste zijtakken zijn dikwijls vertakt, maar niet meer dan een centimeter lang. De schutbladen zijn kafjesachtig tot priemvormig. De eivormige aren bevatten onderaan vrouwelijke, tweestempelige bloemen en aan de top mannelijke bloemen. De kafjes zijn lichtbruin, vaak met een groene middenstreep; ze hebben een brede, glanzende vliezige rand. De urntjes zijn platbol tot lensvormig, eirond, ongeveer drie millimeter lang, glanzig bruin, met op de rug zes onopvallende, soms gevorkte nerven. Ze zijn vanuit de afgeronde tot hartvormige voet plotseling kort steelvormig versmald en aan de top toegespitst in een kegelvormige, relatief lange snavel. Tussen de twee snaveltanden begint aan de rugzijde een groef, die de snavel verdeelt in twee lobben, waarvan de ene de andere overlapt.
Ronde zegge komt voor in de koel-gematigde en koudere zone van het noordelijk halfrond. In Nederland is zij vrij zeldzaam in Zuid- en Midden-Friesland, Noord- en West-Drenthe, Noordwest- en Noord-Overijssel; zeldzaam in oostelijk Zuid-Holland en naburige delen van Utrecht en Noord-Holland, in de Gelderse Vallei, Noord-Twente en de duinen van Callantsoog en enkele Waddeneilanden. In het zuiden van het land is zij zeer zeldzaam geworden of verdwenen.
Ronde zegge treedt op in verlandingsvegetaties in zwak zuur tot vrijwel neutraal, basenrijk maar tamelijk voedselarm, stilstaand, meestal zeer ondiep, zoet water op veen-, zand- en leemgrond. Zij behoort tot de indicatoren van bijzondere, veelal soortenrijke maar zeer kwetsbare biotopen. In tegenstelling tot Snavel- en Draadzegge mijdt zij de zuurdere milieus en ontbreekt zij bijvoorbeeld in heidevennen. Zij is beperkt tot terreinen met ijzer- of calciumhoudend water, waar fosfaat gebonden is in vrijwel onoplosbare en dus zeer moeilijk opneembare vorm. In vergelijking met forsere Zeggen zoals Pluimzegge en Stijve zegge is zij veel meer gebonden aan een gelijkmatige waterhuishouding zonder langdurige of diepe overstroming of uitdroging; tevens is zij veel gevoeliger voor bemesting. Zij ontbreekt dan ook in het moderne agrarische landschap volledig en is vrijwel beperkt tot natuurreservaten. De trilvenen in petgaten waarin Ronde zegge een centrale plaats inneemt, worden hierna afzonderlijk behandeld. In beekdalen is zij te vinden in onbemeste hooilanden buiten het directe overspoelingsbereik van de beek; zij staat daar in drassige laagten waar basenrijk grondwater uittreedt of vanuit de beek doorsijpelt. Hier wordt zij vergezeld door onder meer Holpijp (Equisetum fluviatile), Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata), Dotterbloem (Caltha palustris), Kleine valeriaan (Valeriana dioica) en Pluimzegge, soms ook door Moerasvaren (Thelypteris palustris) en ijl groeiend Riet (Phragmites australis). Hier en daar groeit zij op drassige plekken in blauwgrasland.
Op sommige plaatsen aan de Friese west- en zuidkust heeft Ronde zegge zich gevestigd in terreindelen die door Wilgenstruweel of een brede rietkraag afgeschermd worden tegen al te veel rechtstreekse beïnvloeding door het IJsselmeer. De schaarse en ver uiteen gelegen vindplaatsen in de duinstreek verschillen onderling nogal in karakter; in het algemeen betreft het valleien met genoeg zoet water om enige veenvorming mogelijk te maken. In sommige gevallen zijn nog herinneringen aan een brak verleden aanwezig, bijvoorbeeld in de vorm van Zilt torkruid (Oenanthe lachenalii). Op een van haar Texelse groeiplaatsen staat Ronde zegge in een vegetatie die enigszins aan trilveen doet denken, met Goudmossen (Campylium spp.), Goudbruin schorpioenmos (Scorpidium lycopodioides) en Geveerd sikkelmos (Drepanocladus sendtneri), maar ook Duizendknoopfonteinkruid (Potamogeton polygonifolius). De aanzienlijke waterstandswisselingen op deze groeiplaats maken duidelijk dat het geen echt trilveen betreft.
Een enkele keer groeit Ronde zegge op lichte plekken in moerasbos. In brakwatervenen ontbreekt zij. Aan waterkanten en op drijftillen treedt deze zeggesoort, die elders losse pollen of matten pleegt te vormen, soms op in de vorm van dichte pollen of kleine horsten. De verdwijning van Ronde zegge in aanzienlijke delen van het land weerspiegelt haar grote gevoeligheid voor verdroging en voor bemesting met stikstof en fosfaat.
@3KRijkdom en teloorgang van Zeggetrilvenen Ronde zegge is een van de belangrijkste bestanddelen van trilveenvegetaties in petgaten in laagveengebieden met zoet water, zoals die vooral bekend zijn uit Noordwest-Overijssel en het Vechtplassengebied op de grens van Utrecht en Noord-Holland. Petgaten zijn ontstaan door turfwinning en hebben een langgerekte vorm doordat stroken veen – legakkers genaamd – gespaard werden als turfdroogplaats. In deze smalle plassen treedt nauwelijks golfslag op. Ze bevatten basenrijk water dat slechts beperkte fluctuaties in peil vertoont. In het open water komt vaak Witte waterlelie (Nymphaea alba) of Kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae) op de voorgrond. Als pioniers van de verlanding treden Holpijp, Waterdrieblad, Grote boterbloem (Ranunculus lingua), Moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora), Snavel- en Draadzegge op. Tot de eerst verschijnende mossen behoren Groot nerfpuntmos (Calliergon giganteum) en Rood schorpioenmos (Scorpidium scorpioides). De vorming van een min of meer gesloten vegetatie valt vaak ongeveer samen met de komst van Ronde zegge. Soms ontwikkelt deze zich tot het hoofdbestanddeel van de vegetatie, terwijl op andere momenten Draadzegge het overwicht heeft. Vegetatief lijken beide soorten trouwens nogal sterk op elkaar, zodat het in gemengde vegetaties vaak moeilijk is om het aandeel van elk te schatten. De zeggevegetatie vormt een kragge of zodde, dat wil zeggen dat ze drijft op het water en met wisselingen in het waterpeil op en neer gaat. De onderlinge vervlechting tussen plantewortelstokken en -wortels is in zeggetrilveen groter dan in een drijftil, maar geringer dan in rietland. Het oppervlak van de vegetatie vertoont vaak reliëf met afwisselend boven water uitstekende bulten en met water gevulde slenkjes. Bepalend voor de soortenrijkdom is dat de kragge een contactmilieu vormt waarin zuur regenwater en basenrijk oppervlaktewater elkaar ontmoeten in een doornatte, maar rustige omgeving. Het mozaïek van bulten en slenken biedt daardoor een grote verscheidenheid aan micro-milieus met hoger en lager zuur-, basen- en watergehalte. Hierdoor kan zich een bonte verscheidenheid aan moeras- en graslandplanten vestigen, waaronder tal van minder algemene tot zeer zeldzame plantensoorten, zoals Zeegroene muur (Stellaria palustris), Moeraskartelblad (Pedicularis palustris), Groenknolorchis (Liparis loeselii), Kleine valeriaan, Slank wollegras, en in slenkjes Klein en Plat blaasjeskruid (Utricularia minor en intermedia), terwijl de eerder genoemde verlandingspioniers zich in meer of minder vitale staat handhaven. Trilvenen zijn onvergelijkbare schatkamers van flora en vegetatie; dit geldt in het bijzonder ook voor het mosdek, waarin naast Rood schorpioenmos Goudmossen, Veenvedermos (Fissidens adianthoides), Veenknikmos (Bryum pseudotriquetrum), Klein schorpioenmos (Scorpidium revolvens), Trilveen-viltsterremos (Rhizomnium pseudopunctatum), Vetmos (Aneura pinguis) en heel lokaal rariteiten als Kraggestaartjesmos (Philonotis marchica) of Zoddeknikmos (Bryum neodamense) kunnen voorkomen. De meeste van deze soorten groeien aan de rand van de slenkjes of op heel lage bulten. Op of langs de bulten kunnen zich ook plukjes van bepaalde Veenmossen van een weinig zuur milieu vestigen, waaronder Slap, Glanzend en Sparrig veenmos (Sphagnum contortum, subnitens en teres), maar het gaat in dit stadium nog niet om de snelst groeiende veenmossoorten: hun optreden blijft pleksgewijs.
Trilvenen blijven in stand doordat ze als hooiland gebruikt worden, wat met zo licht mogelijk gereedschap dient te gebeuren. Jonge rietlanden in een geschikt milieu kunnen in trilveen worden omgezet door van een winterse op een zomerse maaibeurt over te schakelen, waardoor het riet wordt teruggedrongen. Wordt het maaien gestaakt, dan slaan spoedig houtgewassen op, vooral op plaatsen waar tevens verdroging optreedt. Jaarlijks gemaaide zeggetrilvenen kunnen hun soortenrijkdom in principe tientallen jaren behouden. Geleidelijk wordt de kragge echter opgehoogd; in de bovenste laag neemt de invloed van regenwater toe en treedt verzuring op. Basenminnende soorten verdwijnen – als eerste de ondiepst (of helemaal niet) wortelende planten – terwijl zuurindicerende soorten hun intrede doen. Dit zijn bijvoorbeeld Moerasviooltje (Viola palustris), Tormentil (Potentilla erecta), Ster- en Zompzegge, maar veel belangrijker is de vestiging van Haakveenmos, Gewimperd en vervolgens Slank veenmos (Sphagnum squarrosum, fimbriatum en recurvum). Dit zijn snelle groeiers die actief bijdragen aan de verzuring en bovendien een sponsachtig mosdek vormen dat het basenrijke water afdekt en onbereikbaar maakt, behalve voor reeds gevestigde, lang levende, voldoende diep wortelende planten. Tot deze laatste categorie behoren onder meer Draadzegge en Ronde zegge, waarvan vooral de eerste het bij verzuring nog lang kan uithouden. Het Zegge-slaapmos-trilveen, waarin slaapmossen uit de familie Amblystegiaceae – speciaal Schorpioen- en Goudmossen – een groot aandeel hebben, verandert aldus in Zegge-veenmos-trilveen.
Omstreeks 1960 kwamen op verscheidene plaatsen in Noordwest-Overijssel en op enkele plekken in het Vechtplassengebied nog vrij aanzienlijke oppervlakten (hectaren) Zegge-slaapmos-trilveen voor. Kleine, maar wellicht nog soortenrijkere trilvenen op de grens van pleistocene streken met beek- of rivierdalen, onder meer in de Gelderse Vallei, waren toen al verloren gegaan. Inmiddels is de oppervlakte aan goed ontwikkeld, soortenrijk trilveen geslonken tot enkele honderden vierkante meters. De rest, voor zover niet met bosopslag dichtgegroeid, is óf voedselrijker geworden en verruigd óf door bevloeiing voor rietcultuur geschikt gemaakt óf aan verzuring ten prooi gevallen. De subtiele balans tussen invloed van regenwater en van oppervlaktewater blijkt slechts heel lokaal nog intact. Verruiging van trilvenen wijst op toegenomen toevoer van meststoffen via het oppervlaktewater en de atmosfeer. Versnelde verzuring wijst erop dat gemakkelijker dan vroeger zure regenwaterlenzen ontstaan, die zich niet met het oppervlaktewater mengen. Een samenloop van factoren lijkt hier een rol te spelen. Het dichtgroeien van sloten belemmert het doordringen van basenrijk water in de kragge. Als gevolg van luchtverontreiniging is het regenwater zuurder dan voorheen. Door te zware menselijke of machinale belasting bij het maaien worden zuren uit de planteresten in het milieu geperst en gaat het samengedrukte veen wellicht ook als waterkerende laag functioneren. Ook tijdelijke verwaarlozing van het maaien heeft haar tol geëist: strooisel dat blijft liggen vergemakkelijkt de vorming van een regenwaterlens.
In minder sterk gedegenereerde trilvenen is de vaatplantenbegroeiing min of meer intact gebleven, met toevoeging van soorten zoals Echte koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi) en Dotterbloem (Caltha palustris), die op verhoogde voedselrijkdom wijzen. Rood schorpioenmos en andere bijzondere mossen hebben vaak plaatsgemaakt voor snellere groeiers zoals Gewoon puntmos (Calliergonella cuspidata), dat profiteert van toegenomen voedselrijkdom, en/of Haakveenmos en Gewimperd veenmos, die door beginnende verzuring worden begunstigd. Bij veel trilveen is de verzuring echter zo snel verlopen dat niet Veenmos maar Gewoon haarmos (Polytrichum commune) het beeld van de begroeiing bepaalt, samen met enkele zuurindicerende vaatplanten zoals Veenpluis. Vooral in reactie op tred of brand kan Gewoon haarmos zich verbazingwekkend snel uitbreiden. Herstel van de voor trilveen optimale waterhuishouding (schoon water met constant hoog peil) plus zorgvuldig vegetatiebeheer zijn nodig om Zegge-slaapmos-trilveen, een in de hele gematigde zone van Europa sterk bedreigde levensgemeenschap, te behouden. Voor de toekomst is ook het graven van nieuwe petgaten in kansrijke omgeving een onontbeerlijke maatregel.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Ronde zegge is een grondwaterafhankelijke soort van matig productieve, natte, venige graslanden, trilvenen en sporadisch ook van mesotrofe elzenbroeken. De standplaats wordt gekenmerkt door licht mineraalrijk grondwater met een stabiel peil, dat iets onder of gelijk met het maaiveld staat. In de winter kan het waterpeil iets boven het maaiveld uitkomen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.