De Veldgentiaan is een lage, olijfgroene tot paarse, een- of tweejarige plant die in de nazomer bloeit. De stengel is vaak licht gedraaid en de bladeren zijn driehoekig tot langwerpig, met de onderste bladparen in een wortelrozet. De bloemen, meestal viertallig en lichtviolet tot vaalblauw, hebben een unieke kelkstructuur met twee brede 'schilden' en twee smalle linten. Na de bloei omhult de kelk de rijpende vrucht. Deze plant groeit op droge, kalkarme grond.
Veldgentiaan heeft een beperkte verspreiding in Europa. De soort komt in hoofdzaak voor in (sub)montane en boreale gebieden in Noord-, West- en Midden-Europa. Het areaal beslaat IJsland, Scandinavië (met uitzondering van de meest noordelijke gebieden), Ierland, Schotland en het noorden van Engeland, de Alpen en de Apennijnen, de Pyreneeën en het noorden van Spanje. Daarbuiten is veldgentiaan uiterst zeldzaam. In België is de soort recentelijk enkel bekend van het Waalse gedeelte van de Sint-Pietersberg, waar nog steeds een kleine populatie aanwezig is (SAINTENOY-SIMON 1999). In het Maasdistrict is de soort sinds lang verdwenen.
Veldgentiaan is verdwenen uit Vlaanderen. De enige locatie die zich vermoedelijk in Vlaanderen bevond, was gelegen op het deel van de Sint-Pietersberg tegenover het kasteel van Kanne. De soort is daar in 1946 voor het laatst waargenomen.
De Veldgentiaan of Brede duingentiaan is een lage tot zeer lage, licht olijfgroene, soms paars aangelopen, onvertakte of los vertakte, een- of tweejarige nazomerbloeier. De stengel vertoont vaak een zekere draaiing, waardoor de vier ribben een spiraal beschrijven. De bladeren zijn driehoekig-eirond tot langwerpig; de onderste twee tot vier bladparen staan opeengedrongen in een wortelrozet, dat tot de vruchtzetting in functie blijft. De meestal niet talrijke bloemen zijn in de regel viertallig en enigszins zijdelings afgeplat. Dit komt door de merkwaardige bouw van de kelk, die uit twee brede 'schilden' en daartussen twee smalle linten bestaat. De kroon is lichtviolet tot vaalblauw en verbleekt later tot strokleurig-wit. Na de bloei groeit de kelk uit tot een omhulling van de rijpende vrucht.
De Veldgentiaan komt voor in Noord- en Midden-Europa, met areaaluitlopers in Zuid-Europese gebergten. In Nederland komt in hoofdzaak een eenjarige vorm voor (wel onderscheiden als subsp. baltica). Deze is aangetroffen in de duinen vanaf Goeree tot Bergen en van Texel tot op Ameland, maar komt nu misschien nog maar op drie plekken voor. In twee terreinen waar Veldgentiaan nog goed is vertegenwoordigd, staat ook Slanke gentiaan, en in het verleden kwamen beide soorten regelmatig in dezelfde duinvalleien voor. Allebei hebben ze plekken met een humeuze bovengrond en een wisselende bodemvochtigheid nodig. Toch staan ze meestal niet vlak naast elkaar. Veldgentiaan groeit op drogere plaatsen, gewoonlijk op kalkarme grond. Zij is sterk afhankelijk van de neerslag in lente en zomer en laat in droge jaren soms verstek gaan in terreinen, waar zij anders talrijk voorkomt. Gewoonlijk markeert deze Gentiaan de grens tussen de 'groene' vegetatie van vochtige duinvalleien en de 'bruine' begroeiing van duinkopjes, waarbij de kleur van het gras de grens van de grondwaterinvloed aangeeft. In natte jaren strekt de gordel van Veldgentiaan zich verder hellingopwaarts uit dan anders. In Noord-Kennemerland groeit deze plant aan de rand van plakkaten Fijn schapengras (Festuca ovina subsp. tenuifolia) die door konijnen worden afgegraasd en daardoor een vrij dichte, zeer korte grasmat vormen. Op Goeree staat zij aan de rand van grazige valleitjes op de vroongronden. In vergelijking met Herfstschroeforchis (Spiranthes spiralis) en Harlekijn (Orchis morio), die in hetzelfde gebied op soortgelijke plekken groeien, prefereert Veldgentiaan terreingedeelten die wat minder intensief worden begraasd. Evenals Slanke gentiaan wordt zij vaak vergezeld door Kruipwilg (Salix repens), het trio Gewone brunel (Prunella vulgaris), Kleine leeuwentand (Leontodon saxatilis) en Gewone rolklaver (Lotus corniculatus), en door de eenjarigen Geelhartje (Linum catharticum) en Echte stijve ogentroost (Euphrasia stricta). Een aantal planten van schraal en/ of droog grasland komt vaker samen met Veldgentiaan dan met Slanke gentiaan voor, onder meer Tandjesgras (Danthonia decumbens), Tormentil (Potentilla erecta), Hondsviooltje (Viola canina), Gewone veldbies (Luzula campestris) en Muizenoor (Hieracium pilosella). In dit verband moet ook Gelobde maanvaren (Botrychium lunaria) worden genoemd, die echter bovengronds is verdwenen als de Veldgentiaan bloeit.
In Zuid-Limburg staat een tweejarige vorm van deze plant aan de ontkalkte bovenrand van een krijthelling, met in de nabijheid onder meer Struikhei (Calluna vulgaris), Parnassia (Parnassia palustris) en Groene nachtorchis (Coeloglossum viride). Op de Sint-Pietersberg bevindt zich de laatste vindplaats op Belgisch gebied.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Veldgentiaan stond in Vlaanderen op voedselarme, begraasde krijthellingen, in gezelschap van andere, ondertussen ook verdwenen soorten zoals herfstschroeforchis. In Nederlands Zuid- Limburg groeit veldgentiaan op de ontkalkte bovenrand van een krijthelling, samen met struikheide, parnassia en groene nachtorchis.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.