Noordse rus is een middelhoge, soms hoge, dofgroene zomerbloeier met een kruipende, met roodbruine schubben bezette wortelstok. De gladde stengels zijn geheel met merg gevuld.
Noordse rus komt in standplaats sterk overeen met zijn zuidelijke verwant Duinrus, maar toont zich bij ons kieskeuriger dan deze en verdraagt minder zout. Hij vestigt zich als pionier in duinvalleien die zijn ontstaan door uitstuiven tot op het grondwater, of ook wel op oevers van gegraven duinplassen.
Noordse rus heeft een circumpolair areaal, gesitueerd in de gematigde en vooral in de koude delen van Europa, Azië en Noord-Amerika. In Europa komt de soort voor vanaf het Nederlandse waddengebied en vanaf Schotland noordwaarts langs de kusten van de Noordzee, de Baltische Zee en de Atlantische Oceaan. In berggebieden en arctische gebieden komt ze ook in het binnenland voor. Er zijn zuidelijke voorposten in de Alpen en de Pyreneeën. Ook de Vlaamse vindplaats dient als een voorpost van het hoofdareaal te worden beschouwd. In Wallonië werd de soort nooit waargenomen.
Noordse rus is pas kort geleden ontdekt in Vlaanderen. De soort verscheen begin 2000 in een recent uitgestoven duinpan (med. Marc Leten) in het Westhoekreservaat (De Panne). Mogelijk is de soort er gekiemd uit een langlevende zaadbank, aangezien ook zeerus op dezelfde locatie is gekiemd na het vrijstuiven van de fossiele bodem in deze panne. Indien die hypothese juist is, betekent dat dat de soort er vroeger ook gestaan moet hebben, maar nooit werd opgemerkt.
Noordse rus is een middelhoge, soms hoge, dofgroene zomerbloeier met een kruipende, met roodbruine schubben bezette wortelstok, waarvan de leden ongeveer een centimeter lang zijn. Daardoor staan de stengels in rijen, ongeveer als bij Draadrus. De gladde stengels zijn geheel met merg gevuld en worden aan de voet omhuld door enige helderbruine scheden die geen bladschijf dragen (een verschil met Zeerus, die oppervlakkig op Noordse rus lijkt). De bloeiwijze lijkt zijdelings uit te treden boven het midden van de halm. De bloemen staan afzonderlijk in een tamelijk losse, wat slordig ogende bloeiwijze met schuin tot recht omhoog staande, vaak iets S-vormig gebogen takken.
Juncus arcticus in ruime zin komt voor in de koudere streken en in gebergten van het noordelijk halfrond; in Oost-Azië en Noord-Amerika reikt deze Rus verder zuidwaarts dan in Europa. Voorts komen vormen van J. arcticus s.lat. voor in zuidelijk Zuid-Amerika en op de Nieuw-Caledonische eilanden (beoosten Australië). De relatief forse en losbloemige subsp. balticus is een Noord-Europese kustplant, die westwaarts tot Noord-Engeland, zuidwaarts tot op de Nederlandse Waddeneilanden voorkomt. Van alle vijf grote eilanden is hij bekend; het meest komt hij voor op Vlieland en Terschelling. Op Texel, waar hij zijn zuidgrens bereikt, is hij slechts sporadisch te vinden. Aan de Duitse Noordzeekust komt hij alleen op Borkum voor, verder noordoostwaarts verschijnt hij pas weer op de Deense Waddeneilanden.
Noordse rus komt in standplaats sterk overeen met zijn zuidelijke verwant Duinrus, maar toont zich bij ons kieskeuriger dan deze en verdraagt minder zout. Hij vestigt zich als pionier in duinvalleien die zijn ontstaan door uitstuiven tot op het grondwater, of ook wel op oevers van gegraven duinplassen. Veelal vertonen de groeiplaatsen sterke waterstandwisselingen. In terreinen met een zilte voorgeschiedenis, zoals recent of onvolledig van de zee afgesneden strandvlakten, speelt Noordse rus geen grote rol: hij blijkt zich hier te beperken tot randzones, veelal glooiingen, waar uit aangrenzende duinen zoet water toevloeit. Zijn optimale vestigingsmilieu wordt gevormd door open, vochtig, eventueel 's zomers uitdrogend, humusarm, kalkhoudend duinzand. In zulke spaarzaam begroeide omgeving toont deze Rus zich het meest vitaal. Vooral op Vlieland trad hij vroeger in tal van valleien sterk op de voorgrond. Jonge, door uitstuiving ontstane valleien zijn echter een schaars verschijnsel geworden. In gesloten begroeiingen met humeuzere bodem kan de plant zich hardnekkig handhaven, niet alleen tussen Knopbies (Schoenus nigricans), maar ook na ontkalking in vegetaties met Drienervige zegge (Carex trinervis) en zelfs als Grote veenbes (Oxycoccus macrocarpos), Gewone dophei (Erica tetralix) of Kraaihei (Empetrum nigrum) de overheersende plant is geworden. De vitaliteit van Noordse rus is dan echter afgenomen en zijn plaats in de begroeiing is marginaal geworden. De beste kansen krijgt hij in valleien met een gesloten vegetatie op plaatsen waar het plantendek is beschadigd, bijvoorbeeld aan karresporen. Van de frequente begeleiders zijn nog te noemen Duinriet (Calamagrostis epigejos), Gewone waternavel (Hydrocotyle vulgaris), Watermunt (Mentha aquatica), Egelboterbloem (Ranunculus flammula) en Zomprus.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Noordse rus is een soort van natte duinpannen en afgesneden strandvlakten. Ze komt zowel voor in kalkrijke als neutrale situaties, maar steeds op natte plaatsen.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.