De Veenmosorchis is een kleine, weinig opvallende orchis met één wortel. De stengel bevat slechts enkele bladeren en een smalle tros van een dertigtal kleine, groengele bloemen. Uitzonderlijk kan deze vaatplant zich voortplanten aan de hand van broedknopvorming op de bladrand. Ze komt voor van Noord- tot Midden-Europa en in Noord-Amerika. Haar standplaats is eerder zonnig tot half-beschaduwd en omvat een matig zure en vochtige bodem.
Veenmosorchis is een circumpolaire soort die vooral tot de koudere gebieden beperkt is. Zuidwaarts heeft het areaal uitlopers langs de Rijn en langs de Franse kust tot de Golf van Biskaje. Het areaal is echter, mede door de hoge eisen die de soort aan haar biotoop stelt, zeer sterk gefragmenteerd. In Wallonië waren vroeger een vijftiental groeiplaatsen bekend, nu komen alleen op het plateau van Malchamps en nabij Libin nog twee belangrijke populaties voor. De soort is nu in Wallonië bedreigd (SAINTENOY-SIMON 1999).
In Vlaanderen beperkt de verspreiding van veenmosorchis zich tot de Kempen. Ook daar is de aanwezigheid van de soort specifiek gebonden aan de invloed van mineraalrijk water in voor het overige zure omstandigheden. Op basis van de historische gegevens van voor 1940 blijken de voornaamste groeiplaatsen vooral te vinden in de nabijheid van het Albertkanaal en het Kempens kanaal, en in de omgeving van Genk. Meerdere waarnemingen zijn bekend uit onder andere de omgeving van Wuustwezel, Turnhout, Geel, Mol, Genk en Zutendaal. Veenmosorchis is sterk achteruitgegaan door het verdwijnen van geschikte biotopen sinds het begin van de twintigste eeuw. Na 1940 verdwenen een na een alle geschikte biotopen, zodat tegenwoordig nog slechts één groeiplaats nabij Mol overblijft waar de soort standhoudt met een kleine populatie. Op de vindplaats bij Maasmechelen werd ze een laatste keer waargenomen in 1974.
Veenmosorchis is een kleine of meestal zeer kleine, grasgroene en daardoor zeer weinig opvallende zomerbloeier, die aan de voet twee boven elkaar staande stengelknollen heeft. De bloeistengel ontspringt aan de voet van de stengelknol van het vorige jaar. Deze vormt maar één wortel, die door oudere stengelresten omhuld wordt, zodat het plantje wortelloos lijkt. De meestal tussen mos verborgen stengelvoet draagt enige schijfloze scheden en iets hogerop twee of drie volledige bladeren. Deze zijn langwerpig tot spatelvormig met steelvormig versmalde voet. In de oksel van het bovenste blad verdikt de stengel zich: hier vormt zich de nieuwe stengelknol. De verder onbebladerde stengel draagt een smalle tros die tot dertig bloemen kan bevatten. Deze zijn klein en groengeel; ze hebben langwerpige sepalen, waarvan twee omhoog wijzen, en kleinere, teruggekromde petalen. Ook de kapvormige lip is kleiner dan de sepalen. Doordat het bloeisteeltje zich een volle slag draait, is de lip naar boven gericht. De korte zuil is aan de top min of meer komvormig. In dit kommetje staat de stempel boven de helmknop; deze verschrompelt al voor het opengaan van de bloem, waarna de vier stuifmeelklompjes zich in het kommetje hechten aan een druppeltje kleefstof dat door het snaveltje wordt afscheiden. Omtrent de bestuiving is weinig bekend; in Wales zijn slankpootvliegen (Dolichopodidae) als bloembezoekers waargenomen. Vruchten worden vaak schaars gevormd. Behalve door zaad vermeerdert de plant zich met behulp van broedknoppen, die zich op de bladrand, vooral aan de top ontwikkelen: een bij mossen veelvuldig voorkomend, maar bij inheemse vaatplanten uitzonderlijk verschijnsel (afgezien van de Eendekroosfamilie). Door deze voortplantingswijze treedt Veenmosorchis vaak in groepjes van dicht opeenstaande exemplaren op.
Veenmosorchis is nauw verwant aan het overwegend tropische, ongeveer driehonderd soorten tellende geslacht Malaxis. Zij komt voor in de koel-gematigde zone van het noordelijke halfrond, voornamelijk in Noord-, West- en Midden-Europa, verder op verspreide plaatsen in Siberië, Oost-Azië en het noordwesten en midden van Noord-Amerika. In Nederland is zij vanouds zeldzaam en beperkt tot de pleistocene streken, laagveengebieden en Texel en Terschelling. Recent is zij alleen nog bekend uit Hollandse en Utrechtse veenstreken en van een paar plaatsen in Overijssel en één in Friesland. De laatste waarneming in het zuiden van het land (aan de rand van het Noordlimburgse Maasdal) dateert van 1970.
Veenmosorchis groeit op zonnige tot halfbeschaduwde plaatsen op een organisch, matig zuur tot vrijwel neutraal substraat dat niet onder water komt maar ook nooit uitdroogt. Het is een speciale kunst de miniatuurplant met haar groene schutkleur in de vegetatie te ontwaren. Dikwijls staat zij in de beschutting van Riet (Phragmites australis) of andere eenzaadlobbige moerasplanten, daar waar de spruiten van deze forse gewassen niet te dicht opeenstaan. Soms groeit zij op kale veengrond of humus, maar meestal wordt haar substraat gevormd door Veenmossen die niet al te ver boven de waterspiegel uitgroeien, zoals Haakveenmos, Glanzend, Gewimperd, Gewoon en Slank veenmos (Sphagnum squarrosum, subnitens, fimbriatum, palustre en recurvum). In de veenmoskussens is zowel de vocht- als de zuurstofvoorziening gewaarborgd: de voor uitdroging en voor verdrinking gevoelige knolletjes van Veenmosorchis zijn als het ware in een spons ingepakt. Meestal treedt de plant op in verlandingsvegetaties (kraggen), die met het waterpeil op en neer gaan. Kenmerkend voor haar groeiplaatsen is dat de bovenste laag van haar substraat zuur, basenarm water bevat (afkomstig van neerslag), terwijl al op geringe diepte basenrijker grond- of oppervlaktewater aanwezig is.
In min of meer brakke veengebieden is Veenmosorchis gebonden aan veenmosrietland en vergelijkbare vegetaties van Ruwe bies (Scirpus lacustris subsp. tabernaemontani) of Kleine lisdodde (Typha angustifolia) met een veenmosdek. Het zwaartepunt ligt daarbij in tamelijk jonge en kruidenrijke stadia, waarin Gewone waternavel (Hydrocotyle vulgaris), Moerasviooltje (Viola palustris), Gewoon reukgras (Anthoxanthum odoratum) en Kale jonker (Cirsium palustre) veelvuldig voorkomen. In het mosdek hebben Gewoon en Gewimperd veenmos en Rood viltmos (Aulacomnium palustre) een belangrijk aandeel. Bij verwaarlozing verruigen die rietlanden, waardoor Veenmosorchis snel verdwijnt. Langer handhaaft zij zich in gemaaid rietland, maar dit wordt door verzuring geleidelijk kruidenarmer en terwijl Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia), Slank veenmos, Zompzegge (Carex curta) en Haarmossen (Polytrichum spp.) zich uitbreiden, neemt Veenmosorchis in aantal af en verdwijnt tenslotte. Tegenwoordig handhaaft zij zich in Waterland en de Zaanstreek nog het best op plaatsen waar een strook riet- of biezenland direct aan weiland grenst, vanwaaruit af en toe een koe een bezoekje aan de kragge waagt. In de daarbij ontstane trapgaten wordt modder naar boven gehaald die voedselrijker en minder zuur is dan de oppervlaktelaag, zodat verdere verzuring van de bovenste laag wordt tegengegaan. Ook als zo'n rietkraag zelden gemaaid wordt, kan Veenmosorchis het dank zij deze marginale vorm van begrazing lang volhouden. In het zeer zwak brakke Nieuwkoopse plassengebied groeit zij in wat soortenrijkere begroeiingen dan in Noord-Holland, maar ook hier gaat het om jonge, kruidenrijke veenmosrietlanden. Meer dan in Noord-Holland treden hier Paddenrus (Juncus subnodulosus), Moerasvaren (Thelypteris palustris), Melkeppe (Peucedanum palustre), Blauwe knoop (Succisa pratensis) en ook Ronde zonnedauw in gezelschap van Veenmosorchis op. In zoete laagveengebieden, met name in het grensgebied van Noord-Holland en Utrecht, komt Veenmosorchis voor in trilveen. Een halve eeuw geleden groeide zij nog samen met Groenknolorchis op plaatsen waar Rood schorpioenmos (Scorpidium scorpioides) en Sterrengoudmos (Campylium stellatum) het mosdek beheersten; tegenwoordig lijkt zij beperkt tot ouder, zuurder en veenmosrijker trilveen. Behalve in moskussens vestigt zij zich --- zowel in veenmosrietland als in trilveen -- ook wel op afgeplagde plekjes. Opmerkelijk genoeg treedt zij in de veenplassengebieden van Noordwest-Overijssel en Midden-Friesland slechts sporadisch op. Op den duur zal zij in laagveengebieden alleen kunnen standhouden als nieuwe petgaten gegraven worden.
In de pleistocene streken is Veenmosorchis aangetroffen op plaatsen waar zuur veenwater (afkomstig van neerslag) in contact komt met zijdelings toestromend, basenrijker grondwater. Een deel van de groeiplekken betrof verlandingsvegetaties in voedselarme vennen en in afgetakeld en regenererend hoogveen; recent is nog één vindplaats van dit type bekend. Veenmosorchis kan ook groeien op een ondergrond van zand of leem, mits de bovenste bodemlaag humusrijk tot venig is en het waterpeil weinig wisselt. De enige resterende groeiplaats van dit type in Nederland ligt in een brongebied, waar Veenmosorchis op welvingen tussen stroompjes groeit. Tot in de jaren vijftig kwam zij ook voor op afgeplagde plekken in laagten in heidegebieden, maar dergelijke groeiplaatsen zijn door ontginning of verdroging verdwenen. Als begeleiders in pleistocene gebieden kunnen onder meer Gewone dophei (Erica tetralix), Snavelbiezen (Rhynchospora spp.) en Zonnedauw (Drosera spp.) genoemd worden, maar ook bijvoorbeeld Veldrus (Juncus acutiflorus) en Moerasviooltje. Verder kan Veenmosorchis in uiteenlopende omgeving worden vergezeld door Waterdrieblad (Menyanthes trifoliata), Wateraardbei (Potentilla palustris), Moerasstruisgras (Agrostis canina) en Pijpenstrootje (Molinia caerulea).
Met haar minimale beworteling lijkt Veenmosorchis in hoge mate afhankelijk van mycorrizaschimmels, die de schaarse voedingsstoffen in zijn wortelmilieu efficiënt weten in te zamelen. Of hierbij sprake is van bemiddeling door schimmels in een soort symbiose tussen Veenmos en Orchidee, moet nog opgehelderd worden.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5).
Veenmosorchis is een bijzonder kieskeurige soort, gebonden aan vochtige slenken in venige heidegebieden, vennen en trilvenen. Soorten die dikwijls in de buurt gevonden worden zijn witte en bruine snavelbies, zonnedauwsoorten en soms andere grote zeldzaamheden zoals ronde en tweehuizige zegge.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.