Waterdrieblad is een lage tot middelhoge, overblijvende moerasplant die in het midden van de lente bloeit. De plant vormt dikke, vertakte stengels net onder de waterspiegel, met aan de uiteinden drietallige bladeren. De bloeiwijzesteel groeit lager dan de bladeren en draagt een tros van tien tot dertig bloemen, waarvan de topbloem vaak als eerste opent. De bloemen zijn wit met roze knoppen en hebben witte haren om de nectar te beschermen. De plant produceert boonvormige doosvruchten met zaden die op water drijven en verspreid worden door eenden en vissen. Waterdrieblad groeit in zwak zuur, voedselarm water op veenachtige bodems.
Het is een circumpolaire, hoofdzakelijk boreale plant, met ruime verspreiding in Eurazië en Noord-Amerika. In Europa komt waterdrieblad vooral in Noord-, West- en Midden-Europa voor, veel minder in het Middellandse-Zeegebied. In België blijft de soort in hoofdzaak beperkt tot de voedselarme, ‘zure’ districten (de Kempen en de Ardennen) en kent ze dus een typische ‘tweeledige’ verspreiding.
Waterdrieblad is vrij zeldzaam in Vlaanderen. In overeenstemming met het specifieke ecologische profiel tekenen zich duidelijke regionale verschillen in verspreidingsdensiteit af. Alleen in de Kempen bevinden zich relatief veel groeiplaatsen. Elders komt waterdrieblad alleen nog plaatselijk in de valleien van Schelde en Dijle meer dan occasioneel voor. Er is een vrij sterke terugval van het aantal bekende groeiplaatsen, ook in de Kempen. De achteruitgang van de soort tussen de beide karteerperioden is vermoedelijk in de eerste plaats een gevolg van habitatdestructie en de eutrofiëring van moerasgebieden. Ruimtelijke verschuivingen lijken zich tussen de beide karteerperioden niet te hebben voorgedaan.
Waterdrieblad is een lage, soms middelhoge, overblijvende moerasplant, die in het midden van de lente bloeit. In het water of in natte veengrond vormt het dicht onder de waterspiegel horizontale, dikke, groene, vertakte stengels. Aan de stengeluiteinden staan toefen van grote, drietallige 'klaverbladeren' met omgekeerd eironde, vaak zwak gekartelde deelblaadjes. De lange, bladerloze bloeiwijzesteel ontspringt schijnbaar zijdelings - lager dan de bladtoef - aan de stengel. Hij draagt een tros van tien tot dertig bloemen met vrij grote, schubvormige schutbladen. Ze komen van onder af in bloei, maar de (vaak zestallige) topbloem gaat veelal open véôr de direct daaronder staande bloemen. In massavegetaties van Waterdrieblad valt de bloei al van ver op. In knop is de bloemkroon naar de top toe roze getint, wat fraai contrasteert met het wit van de geopende bloemen. Op de binnenkant van de kroonslippen staan talrijke forse, witte haren. Deze beschermen de nectar, die onder in de bloem wordt afgescheiden. Bloembezoekers zijn voornamelijk hommels en honingbijen, die behalve nectar ook het oranje stuifmeel verzamelen en Intussen de stempel bestuiven. Deze is twee-, soms drielobbig. Het bovenstandige vruchtbeginsel groeit uit tot een boonvormige doosvrucht, die met twee (soms drie) kleppen opengaat. De zware, glanzend oranjebruine zaden kunnen meer dan een jaar op het water blijven drijven. Ze kiemen goed na het darmkanaal van eenden of vissen te zijn gepasseerd, waarbij de harde zaadwand wordt doorbroken. Vermoedelijk spelen genoemde dieren bij de verspreiding een belangrijke rol.
Waterdrieblad heeft binnen de Watergentiaanfamilie verreweg het meest noordelijke areaal. Dit is 'circumpolair' en strekt zich uit over de koude en gematigde zone van het hele noordelijk halfrond, noordwaarts tot 71 0 N.Br. In Nederland komt Waterdrieblad nog vrij algemeen voor in de zoete Fries-Overijsselse en Holland-Utrechtse laagveengebieden, maar het mijdt de Noord-Hollands brakwatervenen geheel. In het pleistocene deel van het land is het doorontginning en ontwatering sterk achteruitgegaan en, over het geheel genomen, zeldzaam geworden. Ook op de Waddeneilanden en in de Hollandse duinstreek is het tegenwoordig een zeldzaamheid (ondanks nieuwe vestigingen bij Haarlem). In zeekleigebieden ontbreekt het, en in het Deltagebied is het nu tot de Voornse duinen beperkt. De plant is in Nederland wettelijk beschermd.
Waterdrieblad is een pionier van de verlanding in meestal zwak zuur, carbonaat-, chloride- en fosfaatarm, vaak calciumhoudend water boven een bodem die uit veen bestaat of tenminste sterk venig is. Met zijn stengels vormt het uitgestrekte matten - een soort verankerde drijftillen - die mossen en andere planten een vestigingsbasis bieden. In groeiwijze lijkt het op Wateraardbei (Potentilla palustris) en nog meer op Slangenwortel (Calla palustris). Terwijl laatstgenoemde drijftilvormer in neutraal, voedselrijk water groeit, is Waterdrieblad een plant van zwak zuur, matig voedselarm tot matig voedselrijk water. Vaak staat het op plekken waar neutraal en zuur water met elkaar in contact komen, ofwel waar het ene watertype bezig is in het andere over te gaan. In laagveengebieden treedt het vooral op de voorgrond in petgaten en andere kleine, besloten plassen, waar kalk- of ijzerhoudend kwelwater uit de diepte het fosfaat uit het water doet neerslaan. Waterdrieblad is hier een van de planten die de vorming van trilveen inleiden. In verlandende sloten en aan oevers in veenweidegebieden wijst het op plekken waar de invloed van bemesting relatief gering is. In oude Maasmeanders verschijnt de plant pas als veenvorming de voedselrijkdom van het water aanzienlijk heeft doen afnemen. Ook in duinplassen vestigt de plant zich pas nadat een zekere veenafzetting heeft plaatsgevonden. Anderzijds geeft het optreden van Waterdrieblad in sommige hoogveenpoelen aan, dat deze niet alleen door hemelwater maar ook door water uit de ondergrond worden gevoed. In het extreem voedselarme en zure milieu van grote, ongestoorde hoogvenen ontbreekt dit gewas in onze streken; wel komt het in heidevennen met hoogveenontwikkeling voor, soms ook in poeltjes in 'afgetakeld' hoogveen. De meeste groeiplaatsen in het oosten en zuiden van het land betreffen echter beekdalmoerassen, en ook hier weer veelal terreinen die onder invloed van kwelwater staan. Zolang het water het hele jaar tot aan of boven het bodemoppervlak staat, komt Waterdrieblad vitaal voor, ook in gesloten moerasbegroeiingen met Riet (Phragmites australis) of hoge Zeggen (Carex spp.). In verlandingsvegetaties waar Veenmos (Sphagnum) boven het water uitgroeit, handhaaft het zich vaak nog lang, maar kwijnend en zonder tot bloei te komen. Verandert een moeras in broekbos, dan kan Waterdrieblad op waterrijke plekken goed standhouden en ook bloeien. Doordat het vooral in de lente actief is, 'ontwijkt' het de beschaduwing in dit milieu (evenals in rietland). Planten waarmee het vaak samen voorkomt, zijn Holpijp (Equisetum fluviatile), Wateraardbei, Snavelzegge (Carex rostrata), Draadzegge (C. lasiocarpa) en Moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora); in meer gesloten vegetaties kunnen ook Ronde zegge (Carex diandra) en Moerasvaren (Thelypteris palustris) samen met Waterdrieblad op de voorgrond treden.
Waterdrieblad is voedselplant van de zeldzame, grijsmet-zwarte uilvlinder Acronicta menyanthidis.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1988 (deel 3)
Waterdrieblad vind je in laagveenmoerassen, venige weidegebieden, verlandende vennen en poelen, sloten in venige terreinen, afgesloten riviermeanders enz. Het is een soort van mesotrofe, zachte, licht zure tot neutrale wateren.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.