Dit habitattype omvat ijle, grazige vegetaties en korstmosbegroeiingen op droge, voedselarme, zure zandbodems. Een oppervlakkige humuslaag is al dan niet aanwezig. De vegetaties worden afgewisseld met plekken open zand en komen typisch voor op landduinen. In dit extreme milieu kan slechts een gering aantal hogere plantensoorten zich als pionier vestigen. Het zijn meestal éénjarige planten met een geringe bladoppervlakte die aangepast zijn aan de extreem droge en voedselarme omstandigheden. Typische soorten zijn Buntgras, Dwergviltkruid, Zandzegge, Heidespurrie, Klein tasjeskruid en Vroege haver.
Om de afwisseling in vegetatiestructuur, met lokaal open zand met pioniervegetaties, in stand te houden, is het behoud van een natuurlijke vorm van verstoring door wind of extensieve (seizoens)begrazing aangewezen. Zoniet zal een natuurlijke successie naar heide, struisgrasvegetaties en bos (resp. habitattypen 2310, 6230 en 9190) plaatsvinden. Voor instandhouding van stuifzanden door een natuurlijke winddynamiek zijn grote open oppervlakten noodzakelijk: in de literatuur worden oppervlakten geciteerd van minimaal 500 ha.
Om de afwisseling in vegetatiestructuur, met lokaal open zand met pioniervegetaties, in stand te houden, is het behoud van een natuurlijke vorm van verstoring door wind of extensieve (seizoens)begrazing aangewezen. Zoniet zal een natuurlijke successie naar heide, struisgrasvegetaties en bos (resp. habitattypen 2310, 6230 en 9190) plaatsvinden. Voor instandhouding van stuifzanden door een natuurlijke winddynamiek zijn grote open oppervlakten noodzakelijk: in de literatuur worden oppervlakten geciteerd van minimaal 500 ha. Schapen en geiten zijn als grazers beter geschikt dan runderen omdat ze zeer kort grazen en ruimte creëren voor korstmossen, struweelopslag beperken en door hun geringer gewicht en pootafdruk minder schade toebrengen aan kwetsbare korstmosvegetaties. Wanneer natuurlijke winddynamiek en extensieve begrazing niet mogelijk zijn, zal een cyclisch kapbeheer noodzakelijk zijn, eventueel aangevuld met antropogeen gecreëerde pioniervegetaties, bv. door plaggen van sterk verruigde zones. Konijnenbegrazing speelt een belangrijke rol bij de snelheid van de successie. In de praktijk blijkt het moeilijk om de recreatieve ontsluiting dusdanig te sturen dat een subtiel evenwicht wordt bereikt tussen gewenste zandverstuiving en -fixatie, waarbij tegelijk ook de meest kwetsbare pionierstadia afdoende worden beschermd. Ongecontroleerde, intensieve betreding dient evenwel zeker vermeden.
Een groot deel van de potentiële standplaatsen is momenteel bebost of spontaan verbost. Herstel van stuifduinen is mogelijk door kappen, uitgraven van de stronken en verwijderen van de humuslaag. De potenties zijn afhankelijk van de oppervlakte van gemakkelijk verstuifbare zandbodems en in mindere mate ook van de hoeveelheid atmosferische deposities. Op een zeer beperkt aantal plaatsen in de Kempen zijn nog mogelijkheden om te streven naar herstel van een uitgestrekt, levend landduinensysteem. Artificiële, vaak verarmde vormen van het habitattype kunnen lokaal ontwikkelen waar het bodemtype dagzoomt na vergraving of zandwinning.
Dit habitattype omvat ijle, grazige vegetaties en korstmosbegroeiingen op droge, voedselarme, zure zandbodems. Een oppervlakkige humuslaag is al dan niet aanwezig. De vegetaties worden afgewisseld met plekken open zand en komen typisch voor op landduinen. Dergelijke landduinen ontstaan op arme zandbodems als gevolg van zandverstuiving door spontane processen of door allerlei verstoringen, zoals overbegrazing, brand of overbetreding. Dit habitattype betreft zowel instabiele landduinen met actieve zandverstuivingen als gestabiliseerde duinen, waar door andere factoren (bv. begrazing, konijnen, recreatie, militaire activiteiten) een aandeel open zandbodem behouden blijft.
De begroeiing op kaal, droog, al dan niet stuivend zand ontwikkelt zich langzaam langs diverse successiestadia, die in mozaïek met elkaar kunnen voorkomen.
Plaatselijk kan opslag voorkomen van struiken en bomen, zoals Ruwe berk, Zomereik, Grove den, Brem, Gaspeldoorn of bramen. Bij toenemende wind- of betredingsdynamiek kunnen opnieuw open zandplekken ontstaan, waarna het successieproces van vooraf aan begint. In actieve stuifduingebieden is er op die manier sprake van een cyclische successie. Het habitattype kan, vooral in grotere gebieden, ook samen voorkomen met venvegetaties (habitattype 3110, 3130, 3150 of 3160) en Dopheigemeenschappen (habitattype 4010), die ontstaan door uitstuiving tot op het niveau van het grondwater.
De faunawaarden zijn vooral afhankelijk van de aanwezigheid van voldoende afwisseling in vegetatiestructuur, zoals open zand, schaars en dichter begroeide grazige vegetaties, droge heide, ruigtes, solitaire bomen en struwelen. Deze variatie is doorgaans mee bepaald door de oppervlakte en de aanwezigheid van natuurlijke processen zoals verstuiving, zandfixatie en spontane successie. De soortenrijkdom is groot met opvallend veel warmteminnende soorten. De Levendbarende hagedis is een algemene reptielensoort in dit habitattype. Zeer lokaal komt in de Kempen ook de Gladde slang voor. In de buurt van mesotrofe vennen en plassen vormt het habitattype ook het leefgebied van de zeldzame Rugstreeppad en de bedreigde Knoflookpad.
Het open zand warmt snel op en veel ongewervelde dieren zijn hier actief. Bastaard- en Groene zandloopkevers zijn opvallende soorten; ze jagen op het zand naar prooien, terwijl de larven zich in smalle trechters in het zand ingraven en er wachten tot kleine ongewervelde dieren passeren. De larven van de Mierenleeuwen Myrmeleon formicarius en Euroleon nostras hebben een gelijkaardige strategie en vormen typische trechtervormige kuiltjes in enigszins beschut, open zand. De ontwikkeling van de larve kan 2 tot 4 jaar duren en daarom zijn Mierenleeuwen kwetsbare soorten en goede indicatoren voor de kwaliteit van stuifzandgebieden. Diverse typische soorten roofvliegen kunnen zonnend op of boven het warme zand worden waargenomen, loerend naar prooi. De meest imposante soort van stuifzandgebieden en droge heiden is de Hoornaarroofvlieg.
Talrijke solitaire graafbijen en graafwespen zijn aan het habitattype gebonden en gebruiken het warme zand om de larven, voorzien van een pakketje voedsel, ondergronds te laten ontwikkelen. Sprinkhanen zijn talrijk aanwezig in dit habitattype met als meest karakteristieke soort het Knopsprietje en een aantal zeldzamere soorten zoals Snortikker, Schavertje, Blauwvleugelsprinkhaan en Veldkrekel en de uitgestorven Wrattenbijter. Een dagvlinder van stuifzandgebieden met ijle grasvegetatie is de Kleine heivlinder, een soort die eveneens uitgestorven is in Vlaanderen. De rupsen leven op diverse grassoorten, net zoals bij de Heivlinder en de zeldzame Kommavlinder, die eveneens typisch zijn voor het habitattype. Wanneer er solitaire eikjes aanwezig zijn, vormt dit habitattype een mogelijk leefgebied voor de zeldzame Bruine eikenpage. De Driehoornmestkever verzamelt mest van konijnen en schapen en graaft die in een holletje in, als voedsel voor de larve.
Typische broedvogels zijn Boomleeuwerik, Nachtzwaluw, Klapekster, Tapuit, Roodborsttapuit en Boompieper, waarbij de eerste twee deel uitmaken van de bijlage 1 van de Vogelrichtlijn. De aanwezigheid van een aandeel solitaire bomen en verspreide struwelen is meestal een randvoorwaarde. De Duinpieper is een in Vlaanderen uitgestorven broedvogel van de bijlage 1 van de Vogelrichtlijn, die specifiek aan grotere stuifzandgebieden gebonden is.
Landduinen zijn “zeer zeldzaam” in Vlaanderen. De meest uitgestrekte stuifduinformaties liggen in de grote reservaten en de militaire domeinen in de Antwerpse en Limburgse Kempen. Goed ontwikkelde voorbeelden komen voor in de Kalmthoutse Heide en de Houtsberg. Meer gestabiliseerde landduinen en andere zure, profielloze zandbodems hebben een ruimere verspreiding en komen voor in de Kempen en de Vlaamse Zandstreek. Daarnaast komt het habitattype ook voor op fossiele rivierduinen en in kunstmatige gebieden zoals zandwinningsgroeves.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.