Witte veldbies is een middelhoge, soms hoge, grasgroene voorzomerbloeier, die met behulp van kruipende wortelstokken en uitlopers losse pollen of matten vormt.
Witte veldbies is een plant van hellingbossen op zure, lemige, vochthoudende maar niet natte, niet of zwak kalkhoudende grond, en is kenmerkend voor het Veldbies-Beukenbos.
Het areaal van witte veldbies ligt in hoofdzaak in Midden- Europa. De westgrens van het areaal loopt door Oost-Frankrijk en België tot in Nederlands-Zuid-Limburg. Zuidelijk reikt het verspreidingsgebied tot de Alpen. Verder zuidoostelijk loopt het door tot het noorden van de Balkan en oostelijk tot Wit- Rusland, West-Oekraïne en Roemenië. Vlaanderen ligt op de rand van het natuurlijke areaal. Aangezien witte veldbies in het verleden met graszaad zou zijn aangevoerd, is de soort op tal van plaatsen ingeburgerd geraakt, onder meer in Groot-Brittannië, Nederland, Noordwest-Duitsland en Scandinavië. Ook in Noord-Amerika is de soort beperkt ingeburgerd. In België is ze algemeen ten zuiden van de lijn Samber en Maas.
In Vlaanderen is witte veldbies een zeer zeldzame soort, die bovendien achteruit lijkt te gaan. Alleen in de Voerstreek en in het Brusselse wordt ze geregeld waargenomen. In het Zoniënwoud wordt ze evenwel gerekend tot de met verdwijnen bedreigde soorten (WEYEMBERGH et al. 2003). Vroeger kwam ze ook in en om het Meerdaalwoud voor. Of de overige vindplaatsen natuurlijk zijn, is niet duidelijk. In Gent en Kortemark werd de soort als adventief waargenomen nabij een rangeerstation. Enigszins gelijkend op witte veldbies, en bovendien veel couranter in de sierteelt, is Luzula nivea (L.) DC., een soort die vooral in de Alpen van nature voorkomt. De bloemdekbladen van deze veldbies zijn echter een stuk langer (tot 5 mm) en sneeuwwit. Het is niet onwaarschijnlijk dat de plant vroeg of laat als adventief opduikt of inburgert (via tuinafval). De soort is net zoals witte veldbies weinig invasief.
Witte veldbies is een middelhoge, soms hoge, grasgroene voorzomerbloeier, die met behulp van kruipende wortelstokken en uitlopers losse pollen of matten vormt. De bloemen staan met twee tot acht bijeen in kluwens, die tot een losse, wijd vertakte en sterk samengestelde, vaak tuilvormige bloeiwijze verenigd zijn, waarvan de takken tenslotte veelal overhangen. Aan de voet van de bloeiwijze staat één schutblad, dat boven de bloeiwijze uitsteekt. De bloemen zijn witachtig van tint, soms rood aangelopen. Tijdens en na de bloei worden ze bruiner van tint. De doosvrucht is in een korte snavel samengetrokken. De zaden dragen aan de top een zeer klein aanhangsel.
Witte veldbies is een Midden- en Zuidoost-Europese gebergteplant, die in Noord- en Noordwest-Europa op tal van plaatsen met zadenmengsels ingevoerd en ingeburgerd is. In Nederland is zij inheems in Zuid-Limburg en vermoedelijk ook op enkele plaatsen in het oosten van het land: bij Nijmegen, op de zuidelijk Veluwe en in Oost-Twente. Dit verspreidingsbeeld lijkt op dat van Wintereik (Quercus petraea). Binnen Zuid-Limburg is vrij algemeen in het zuidoosten, elders zeldzaam. Verder is zij ingeburgerd op een aantal plaatsen in de pleistocene streken, met name in het midden van het land, en aan de Hollandse binnenduinrand.
Witte veldbies is een plant van hellingbossen op zure, lemige, vochthoudende maar niet natte, niet of zwak kalkhoudende grond, en is kenmerkend voor het Veldbies-Beukenbos. Bij ons staat zij vooral op de randen van de plateaus in het zuidoosten van Zuid-Limburg, op meer dan 150 meter boven de zeespiegel. De vocht- en schaduwbehoefte is geringer dan die van Grote veldbies: Witte veldbies kan zich op vrij zonnige plaatsen handhaven, evenals in gemengd bos van loof- en naaldhout, en is niet aan noordhellingen gebonden. Zij komt samen voor met bijvoorbeeld Wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum), Adelaarsvaren (Pteridium aquilinum), Bochtige smele (Deschampsia flexuosa), Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus), Valse salie (Teucrium scorodonia) en soms Fraai hertshooi (Hypericum pulchrum), op wat rijkere grond ook met Lelietje-van-dalen (Convallaria majalis), Bosgierstgras (Milium effusum), Klimop (Hedera helix) en Mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas). De Twentse groeiplaats ligt in een gemengd bosje in een terreininsnijding met lemige grond, waar Witte veldbies wordt of werd vergezeld door onder meer Welriekende agrimonie (Agrimonia procera), Prachtklokje (Campanula persicifolia), Berghertshooi (Hypericum montanum), Grote keverorchis (Listera ovata), Bosaardbei (Fragaria vesca) en Geplooid snavelmos (Eurhynchium striatum). De niet-oorspronkelijke groeiplaatsen betreffen landgoedbossen op zandgrond. -- Een specialist op Witte veldbies is de Veldbiesprachtvlieg (Otites guttata), waarvan de larven zich in de halmen van deze plant ontwikkelen.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Witte veldbies is een eerder matig schaduwminnende soort van zure, veeleer droge, maar toch vochthoudende (loof)bossen en bosranden op lemige tot zandlemige bodems. Deze veldbies verkiest een vrij humeus, tamelijk voedselarm milieu. De soort is kenmerkend voor bossen die vegetatiekundig ingedeeld worden bij het veldbies-beukenbos, een zeldzaam bostype in Vlaanderen. Men beschouwt haar als typisch voor oud bos. De soort wordt nu ook als sierplant aangeboden en zat vroeger ook wel eens in graszaadmengsels. Het is dan ook niet onmogelijk dat ze op die manier in een aantal landgoederen en tuinen terechtgekomen is, van waaruit ze kon verwilderen. Gelukkig is de soort niet echt invasief.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.