De Bergnachtorchis is een late lente-bloeier dat geelgroene bloemen produceert die enkel 's nachts geuren. Zij komt voor in Europa, Zuidwest-Azië en het Atlasgebied. Haar standplaatsen variëren nogal, maar over het algemeen delen zij een kalkrijke bodem die droog tot matig vochtig is in de zomer en nat in de winter.
Het verspreidingsareaal van bergnachtorchis is beperkter dan dat van de verwante welriekende nachtorchis en situeert zich in hoofdzaak in West- en Midden-Europa. In België is het vooral een Waalse soort. In Wallonië komt ze vooral voor in de Famenne en Lotharingen.
Als een gevolg van haar standplaatsvereisten is bergnachtorchis in Vlaanderen steeds beperkt gebleven tot de Leemstreek en de Voerstreek. Het is een uiterst zeldzame soort. Oude gegevens, gestaafd met herbariummateriaal, geven meerdere locaties aan in de valleien van Zenne en Dijle, en ook in de noordrand van het Brusselse Gewest, Kampenhout en Voeren. Soms is daarbij sprake van uitgebreide populaties. Van het deelareaal in de Brabantse Leemstreek schiet nagenoeg niets meer over. Reeds tijdens de eerste karteerperiode (1939-1971) viel het aantal vindplaatsen dramatisch terug. Ook nu houdt de soort enkel in de Voerstreek in grotere populaties stand. Sinds 1995 duiken her en der verspreid nieuwe populaties op (Moen, Aalst). Hoe duurzaam die zijn, valt nog af te wachten.
Bergnachtorchis is een middelhoge, soms lage plant, die tegen het eind van de lente bloeit. De bloemen hebben vaak een wat meer geelgroene tint en geuren 's nachts, maar zijn overdag vrijwel reukloos. De spoor is naar de punt iets verdikt. De zuil is forser dan bij Welriekende nachtorchis. De helmhokjes staan wijd uiteen en wijken aan de voet verder uit elkaar dan aan de top (de groene strook tussen beide, helmbindsel genaamd, is minder dan tweemaal zo hoog als breed). De staartjes zijn meestal minstens zo lang als de stuifmeelklompjes.
Bergnachtorchis komt voor in Europa, noordwaarts tot Midden-Scandinavië, voorts in aangrenzend Zuidwest-Azië en het Atlasgebied. In Nederland was zij vrij algemeen in Zuid-Limburg, maar thans is zij zeldzaam en schaars geworden; bovendien vertonen de meeste exemplaren sporen van bastaardering. In de rest van het land is zij sporadisch aangetroffen, het meest nog in Zeeland, in de oostelijke helft van Gelderland en langs de Overijsselse Vecht.
Het schaarse voorkomen van deze soort is niet gemakkelijk met haar standplaatskeuze in verband te brengen, want de groeiplaatsen vormen een nogal gevarieerd geheel en sommige typen hebben in samenstelling van de vegetatie niet veel met elkaar gemeen. Bergnachtorchis is vooral een plant van niet te donker bos, maar is ook in zonnig grasland te vinden. Gewoonlijk groeit zij op kalkrijke grond, het meest op krijt en leem maar ook wel op lichte klei en rivier- of duinzand. De bodem is vrij droog tot matig vochtig, dikwijls 's winters nat, meestal humeus, gewoonlijk (maar niet altijd) neutraal tot basisch. In Zuid-Limburgse hellingbossen zijn de meest frequente begeleiders van Bergnachtorchis: Grote keverorchis, Gewone salomonszegel (Polygonatum multiflorum), Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), Eenbes (Paris quadrifolia), Muskuskruid (Adoxa moschatellina), Geel nagelkruid (Geum urbanum), Donkersporig bosviooltje (Viola reichenbachiana), Boszegge (Carex sylvatica), Boskortsteel (Brachypodium sylvaticum), Drienerfmuur (Moehringia trinervia), Dauwbraam (Rubus caesius) en Klimop (Hedera helix), Rode kornoelje (Cornus sanguinea), Hazelaar (Corylus avellana) en Gewone es (Fraxinus excelsior). Daarnaast komt zij voor in kalkgrasland, zowel op krijtverweringsgrond als op weinig verweerd krijt, met als frequente begeleiders Gevinde kortsteel (Brachypodium pinnatum), Zachte haver (Avenula pubescens), Bevertjes (Briza media), Kleine bevernel (Pimpinella saxifraga), Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria) en Knoopkruid (Centaurea jacea). Zij kan zich handhaven in licht verruigend kalkgrasland met Dauwbraam (Rubus caesius).
Op Walcheren en in Zeeuws-Vlaanderen is Bergnachtorchis onder meer in Essenhakhout op kalkrijke klei gevonden, maar ook op grazige plaatsen. Aan de randen van het IJsseldal kwam zij op diverse plaatsen in loofbos voor. Slechts op één daarvan is zij recent nog waargenomen en wel tussen het gras in halfschaduw van een bosrand op de grens van droge, zure zandgrond met lager gelegen, lemiger en natter terrein, samen met Aardbeiganzerik (Potentilla sterilis). Vroeger is zij een paar maal in duinpannen en eenmaal in lemig blauwgrasland aangetroffen. Verder behoort Bergnachtorchis met Brede wespenorchis, Grote keverorchis en Harlekijn tot de weinige Orchideeën die af en toe binnen het winterbed van de rivieren aan te treffen zijn. Vroeger is zij langs de Waal onder struikgewas in een uiterwaard gevonden, recent op enkele plekjes langs de Overijsselse Vecht. Zij staat hier in door vee en konijnen begraasd, zandig terrein, op grazige plekken en vooral onder doornstruweel met Sleedoorn (Prunus spinosa). De ondergroei hiervan bevat naast Bergnachtorchis in hoofdzaak alledaagse soorten, deels planten van (schraal) grasland, deels stikstofminners die profiteren van de bemesting onder meer door zangvogels. Gewoon haakmos (Rhytidiadelphus squarrosus), Gewoon struisgras (Agrostis capillaris), Grasmuur (Stellaria graminea), Veldzuring (Rumex acetosa), Hondsdraf (Glechoma hederacea), Drienerfmuur, Grote brandnetel (Urtica dioica) en jonge planten van Vlier (Sambucus nigra) vormen hier het voornaamste, maar niet erg 'voorname' gezelschap van deze zeldzame Orchidee.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Bergnachtorchis groeit op voedselarme kalkgronden, in hoofdzaak in lichtrijke loofbossen, in struwelen en langs bosranden. Soms wordt de soort aangetroffen in voedselrijke, humeuze vochtige weiden. Op zonnige en drogere standplaatsen blijven de planten gedrongen en zeer stevig, met meer bladeren dan normaal.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.