Zilte rus is een lage tot zeer lage, soms middelhoge, meestal donkergroene zomerbloeier met een kruipende wortelstok met korte tot vrij lange leden. De opgerichte, min of meer rolronde bloeistengels staan in polletjes, rijen of matten en zijn in de onderste helft bebladerd. De bladeren bestaan uit een bruine, buisvormig de stengel omhullende bladschede en een grasachtige, tot twee millimeter brede bladschijf. De bloemen staan in een vrij dichte tot ijle bloeiwijze met een vrij kort schutblad. Zilte rus komt voor in de gematigde zone van het noordelijk halfrond op hoge schorren, zoutsteppen en binnenlandse zoutplekken.
Kustgebieden in geheel Europa, noordwaarts tot Noord-Scandinavië, zuidwaarts tot Zuid-Italië, vormen het verspreidingsgebied van zilte rus, maar de soort ontbreekt grotendeels op het Iberisch Schiereiland. Voorts komt ze voor op geschikte saliene plaatsen in het Euro-pese binnenland. Zilte rus dringt vanuit zuidelijk Midden- en Zuidoost-Europa door tot diep in de Centraal-Aziatische steppegebieden en is ook bekend langs de oostkust van Noord-Amerika. In België is de soort alleen in Vlaanderen aanwezig, met name in het maritiem district.
Over geheel Vlaanderen beschouwd is het een vrij zeldzame soort, maar in de Polders en de Duinen is zilte rus vrij algemeen, plaatselijk zelfs zeer algemeen, en zeker geen bedreigde soort. De toename van het aantal waarnemingen is vooral toe te schrijven aan de betere exploratie van de Polders en de grotere aandacht voor moerassoorten tijdens de tweede kartering. Tevens hebben diverse natuurinrichtingsingrepen voor een zekere toename gezorgd: zilte rus reageert vlot op nieuw geboden kansen. De soort komt buiten de kustdistricten niet voor, tenzij occasioneel als adventiefplant. Zie ook de opmerking onder platte rus.
Zilte rus is een lage tot zeer lage, soms middelhoge, meestal donkergroene zomerbloeier met een kruipende wortelstok met korte tot vrij lange leden. De opgerichte, min of meer rolronde bloeistengels staan in polletjes, rijen of matten en zijn in de onderste helft bebladerd. De bladeren bestaan uit een bruine, buisvormig de stengel omhullende bladschede en een grasachtige, tot twee millimeter brede bladschijf. De bloemen staan in een vrij dichte tot ijle bloeiwijze met een vrij kort schutblad. Met zekerheid is Zilte rus alleen van Platte rus te onderscheiden door bloem- en vruchtkenmerken: de bloemdekbladen zijn in de regel donkerbruin en ongeveer drie millimeter lang, de helmknoppen zijn ongeveer driemaal zo lang als de helmdraden, de stijl is minstens zo lang als het vruchtbeginsel, de doorgaans donkerbruine doosvrucht is nauwelijks langer dan de bloemdekbladen en de zaden zijn meer dan een halve millimeter lang.
Zilte rus komt voor in de gematigde zone van het noordelijk halfrond, echter niet in Oost-Azië. Zijn areaal bestaat uit een vrij aaneengesloten gebied in de West-Aziatische zoutsteppen, lintvormige deelarealen in kustgebieden van Europa (noordoostwaarts tot langs de Witte Zee) en oostelijk Noord-Amerika, en voorts een groot aantal verspreide vindplaatsen op binnenlandse zoutplekken. In Nederland is hij vrij algemeen in het Deltagebied en westelijk Zuid-Holland, in een groot deel van Noord-Holland, in het Friese en Groninger kustgebied en op de Waddeneilanden. Vroeger kwam hij ook veel voor langs het IJsselmeer. In hoeverre hij daar standhoudt, moet nog onderzocht worden, aangezien hier ook Platte rus voorkomt en beide soorten vaak niet goed van elkaar onderscheiden worden. Verder landinwaarts is Zilte rus alleen met zekerheid gevonden bij Ruurlo en Weerselo; beide vondsten zijn van oudere datum.
Zilte rus verdraagt van de inheemse Russen het meeste zout en is de enige soort uit dit geslacht die veelvuldig op schorren groeit. Hij behoort tot de meest kenmerkende soorten van de hoger gelegen delen van het schor, vanaf de zone die bij springvloed juist door de vloed overstroomd wordt, tot aan de gordel die alleen bij winterse stormvloeden onder zeewater komt. In het mondingsgebied van de Westerschelde ligt de ondergrens van vegetaties van Zilte rus in de gordel die ongeveer zeventig keer per jaar door de vloed geïnundeerd wordt. [Ter vergelijking: voor de lager op het schor groeiende Gewone zoutmelde (Atriplex portulacoides) ligt de maximale overstromingsfrequentie boven de tweehonderd, voor Gewoon kweldergras (Puccinellia maritima) boven de vierhonderd keer per jaar.] Zilte rus treedt op het schor vooral op de voorgrond in beweid terrein. Weliswaar wordt hij door het vee niet gemeden, maar dit geeft toch de voorkeur aan zijn metgezellen Rood zwenkgras (Festuca rubra) en Fioringras (Agrostis stolonifera), zodat Zilte rus bij beweiding ten koste van deze twee toeneemt. Hij is meer vochtminnend dan Rood zwenkgras en gedijt het best op plekken waar langdurig regenwater blijft staan of die door zoet water uit naburig duinterrein bevochtigd worden. Behalve op schorren treedt hij ook veel op strandvlakten op, vaak samen met Kwelderzegge (Carex extensa), Rode bies (Scirpus rufus) en/of Zeerus.
Tot de trouwste metgezellen van Zilte rus behoort Melkkruid (Glaux maritima), en omgekeerd. Beide mijden uitgesproken zware klei en groeien buitendijks vooral op slibhoudend zand, binnendijks zowel op zandige als op kleiige gronden. Op slibarm zand groeien ze alleen als dit humeus en enigszins verdicht is of in de ondergrond dunne kleilaagjes bevat. In tegenstelling tot Melkkruid en Rood zwenkgras groeit de zeer lichtbehoevende Zilte rus zelden tussen hoog opschietende zoutplanten. Van de begeleiders op schorren en strandvlakten moeten verder nog Zeeweegbree (Plantago maritima), Schorrenzoutgras (Triglochin maritima), Engels gras (Armeria maritima) en Dunstaart (Parapholis strigosa) genoemd worden.
In het polderland is Zilte rus een van de meest voorkomende zoutindicatoren aan slootkanten en in laagten in weilanden. Hij groeit op plekken waar zout water onder een dijk of duin doorkwelt of waar het grondwater met zout veen in contact komt. Zijn binding aan zoutplekken is niet aan zoutbehoefte toe te schrijven, maar aan het feit dat hij in grasland alleen in zilt milieu tegen echte grassen opgewassen is. Vooral waar door koeien begraasd weiland grenst aan rietland, kan hij talrijk zijn, samen met Zomprus, Moeraszoutgras (Triglochin palustris), Egelboterbloem (Ranunculus flammula), Waterpunge (Samolus valerandi), Zompvergeet-mij-nietje (Myosotis laxa) en Slanke waterbies (Eleocharis palustris subsp. uniglumis). Zilte rus komt in het kustgebied ook regelmatig in zoet milieu voor, maar dan alleen op open plekken. Zo is hij in duinvalleien en op vroongronden aan te treffen in karresporen, aan drinkpoelen en op uitgegraven of afgeschraapte plekken. Dikwijls wordt hij dan vergezeld door Slanke en/of Armbloemige waterbies (Eleocharis quinqueflora).
Een op Zilte rus gespecialiseerde kokermot is Coleophora adjunctella. Van de dwergcicaden komt onder meer Arthaldeus pascuellus op Zilte rus voor. Recent werd op Terschelling waargenomen dat smienten de wortelstokken van Zilte rus vreten en aldus stukken schor kunnen afplaggen.
© E.J. Weeda, Nederlandse Oecologische flora, IVN, 1994 (deel 5)
Zilte rus is grotendeels vergelijkbaar met platte rus voor wat betreft de positionering in de gradiënt tussen droog en nat. Beide soorten verschillen ecologisch vooral door de affiniteit van zilte rus met (zwak tot sterk) brakke milieus. Oudere pollen, die boven de lokale vegetaties uittorenen, kunnen een stabiel element vormen in een voor het overige sterk dynamisch milieu. Vaak is zilte rus vegetatievormend en speelt de soort een belangrijke rol in de zilte schorrenvegetaties en contactzones tussen de combinaties nat-zilt en droog-zoet onder beweide omstandigheden.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.