Kalkgraslanden zijn droge tot halfdroge graslanden op basenrijke bodems. Het kalkrijke substraat en de naar het zuiden georiënteerde helling zorgen voor een warm microklimaat met kenmerkende, warmteminnende soorten die doorgaans een Midden- tot Zuid-Europees verspreidingsareaal hebben. Zowel de kruidlaag als de moslaag zijn goed ontwikkeld en vertonen een zeer hoge soortenrijkdom. Kalkgraslanden komen vrijwel niet voor in Vlaanderen.
Een periodiek begrazingsbeheer is de meest aangewezen beheervorm. Kleine, geïsoleerde percelen komen eerder in aanmerking voor een maaibeheer. Ruigten en struwelen hebben baat bij een cyclisch maai- en kapbeheer. Verbossing van struwelen dient men tegen te gaan door selectief kappen van boomopslag.
Een natuurgericht beheer op plaatsen waar kalkrijke bodemlagen dagzomen biedt kansen voor uitbreiding van kalkgrasland en struweel, vooral wanneer die in de directe omgeving nog aanwezig zijn. Herstel van kalkgraslanden uit verboste of sterk verstruweelde vegetaties is mogelijk door het verwijderen van de opslag. In Nederlands Limburg werden ze hersteld uit zwaar bemest cultuurland en intensief gebruikt akkerland door een vrij intensief maai- of graasbeheer gericht op een nutriëntenreductie in de bodem.
Kalkgraslanden zijn droge tot halfdroge graslanden op basenrijke bodems. Het kalkrijke substraat en de naar het zuiden georiënteerde helling zorgen voor een warm microklimaat met kenmerkende, warmteminnende soorten die doorgaans een Midden- tot Zuid-Europees verspreidingsareaal hebben. Zowel de kruidlaag als de moslaag zijn goed ontwikkeld en vertonen een zeer hoge soortenrijkdom. Kalkgraslanden komen vrijwel niet voor in Vlaanderen.
Volgende types kunnen worden onderscheiden:
Kalkgrasland in strikte zin (Gentiano-Koelerietum) komt slechts zeer plaatselijk voor. Het betreft slechts vegetatiefragmenten met soorten als Blauwgras, Duifkruid, Grote centaurie, Ruige scheefkelk, Geel zonneroosje, Kleine pimpernel, Kalkwalstro, Gevinde kortsteel, Aarddistel, Bergdravik, Zachte haver en diverse orchideeënsoorten. Deze gemeenschap komt in beter ontwikkelde vorm voor in het nabijgelegen Waalse deel van de Sint-Pietersberg en in Nederlands Limburg.
Op niet meer gemaaide of begraasde graslanden ontwikkelen zich struwelen, eventueel omringd door mantel- en zoomvegetaties. Deze worden integraal tot het habitattype gerekend. De zoomvegetaties en struwelen worden vaak gedomineerd door Tweestijlige meidoorn, Sleedoorn, Hazelaar en Bosrank. Ze verschillen van de doornstruwelen op kalkarmere gronden door aanwezigheid van Kraagroos, Bosroos, Rode kamperfoelie, Wilde liguster, Wilde kardinaalsmuts, de zeldzame Wegedoorn, Gele kornoelje, Zuurbes en kruiden als Donderkruid, Ruig viooltje, Borstelkrans, Hokjespeul, Glad parelzaad, Wilde marjolein en Welriekende agrimonie.
Graslanden en struwelen op droge kalkrijke bodem zijn vooral bekend omwille van hun grote rijkdom aan orchideeën. De Habitatrichtlijn beschouwt belangrijke orchideeënsites als een prioritair habitattype. Met een "belangrijke orchideeënsite" wordt bedoeld:
Glanshavergraslanden en Kamgrasweiden met kalkminnende soorten behoren tot het habitattype 6510. Kalkrijke duingraslanden worden tot de vochtige duinvalleien (habitattype 2190) en tot de vastgelegde duinen met kruidvegetatie (habitattype 2130) gerekend.
Kalkgraslanden zijn zeer rijk aan specifieke ongewervelde dieren, waarvan vele warmteminnend zijn en hier aan de noordgrens van hun areaal voorkomen, ofwel specifiek gebonden zijn aan één van de vele kenmerkende plantensoorten. Een gevarieerde vegetatiestructuur is voor de meeste soorten zeer belangrijk. Dankzij de kalkrijkdom is een grote diversiteit aan huisjesslakken kenmerkend, bv. de Wijngaardslak (bijlage 5 van de Habitatrichtlijn).
Dit habitattype/natuurstreefbeeld is in een gezonde staat als het aan zekere voorwaarden voldoet, die nagestreefd moeten worden in het beheer (o.b.v. de LSVI tabellen)
Habitatstructuur
Verstoringskenmerken
Vegetatie opbouw
Opmerking: Het voorkomen van een naakte bodem en een moslaag is voor dit habitattype een goede indicatie voor de aanwezigheid van dynamieken (begrazingsdruk, overstroming,…) die noodzakelijk zijn voor de duurzame instandhouding en de optimale ontwikkelingsgraad van deze vegetaties. Deze dynamieken mogen echter ook niet te intensief zijn, daarom zijn er zowel minimum als maximum waarden opgesteld.
Kalkgraslanden zijn in oppervlakte slechts “marginaal” aanwezig in Vlaanderen. De belangrijkste groeiplaatsen liggen aan de voet van het natuurreservaat Tiendeberg te Kanne en op de tumuli ten zuiden van Tongeren. Op de kanaaltaluds van het Albertkanaal in Zuid-Limburg, tussen Kanne en Veldwezelt, dagzoomt mergel waarop verschillende typische soorten van het habitattype voorkomen en zich in toenemende mate vestigen. Het Overbroek te Gelinden heeft deels een kalkgraslandkarakter. In de Voerstreek komen wegbermvegetaties voor met typische kalkgraslandsoorten zoals Bergdravik en Gevinde kortsteel. Het natuurreservaat Vaarttaluds te Zwevegem- Moen kan niet als een strikt kalkgrasland getypeerd worden, maar door de dagzomende kalkrijke klei vormt het gebied de soortenrijkste orchideeënsite in Vlaanderen.
Luchtkwaliteit: N-depositie < 21 kg N/ha/jaar. Let wel op voor advisering in het kader van de passende beoordeling wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de referentiewaarden die in de praktische wegwijzers zijn opgenomen(opent nieuw venster).
Het habitattype komt voor op onbemeste, matig droge tot droge groeiplaatsen met een kalkrijke bodem bestaande uit mergel, stenige leem of klei. Optimale condities zijn te vinden op een naar het zuiden gerichte helling.
De vegetatie is niet afhankelijk van het grondwater voor de vochtvoorziening.
Deze pagina werd mogelijk gemaakt door de financiële steun van het LIFE-programma van de EU(opent nieuw venster) in het kader van het LIFE BNIP-project(opent nieuw venster).
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.