De standplaatsen van het Zilverschoongraslanden worden gekenmerkt door betreding en langdurig hoge waterstanden of overstromingen in de winter. Daarna wordt het meestal veel droger en kan het vee komen grazen. De bodem is (zeer) voedselrijk en de meest typische vorm betreft permanente weiden met depressies of grachten, waarlangs het Zilverschoongrasland voorkomt. Een aantal typische soorten zijn Zilverschoon, Geknikte vossenstaart, Watermunt, Gewone waterbies, Valse voszegge en Zeegroen rus . Andere opvallende kenmerkenden soorten zijn Aarbeiklaver en Kruipend moerasscherm maar deze zijn zeldzamer.
Het handhaven van een hoge grondwatertafel in combinatie met een begrazingsbeheer levert de beste garantie op voor het voortbestaan. mooie voorbeelden kunnen zich ontwikkelen bij graslanden die kunnen overstromen (rivieruiterwaarden) en worden begraasd. In het buitenland zijn er ook, zeer mooie bloemrijke voorbeelden onder varkens begrazing. In het buitenland zijn heel mooie en bloemrijke voorbeelden bekend onder varkensbegrazing, die tegelijk zorgt voor begrazing en door zijn gewroet ook voor een permanent pioniermilieu.
Zilverschoongraslanden komen voor op standplaatsen die langdurig nat zijn, vaak gekoppeld aan sterke schommelingen in de waterstand. De meeste standplaatsen worden begraasd en betreden, hoewel ook antropogene verstoringen vaak geschikte (pioniers)standplaatsen creëren. De aard van het substraat is erg variabel, maar voedselrijkere bodems overwegen. Zowel zoete als brakke standplaatsen komen voor. De vegetatie neemt zelden grote oppervlaktes in, maar is in zijn typische vorm een smalle gordel tussen een drogere en een nattere standplaats. Vrij algemene kenmerkende soorten zijn Zilverschoon, Fioringras, Geknikte vossenstaart en Zompvergeet-mij-nietje. Meer zeldzame soorten van het Zilverschoongrasland zijn Aardbeiklaver, Moeraszoutgras en de zeer zeldzame habitatrichtlijnsoort Kruipend moerasscherm. Op brakke standplaatsen vind je ook soorten als Zilte rus en Zilte zegge.
Enkel indien het grasland volgende kenmerken heeft is het en regionaal belangrijk biotoop zilverschoongrasland (rbbzil): - minstens 3 kenmerkende soorten komen occasioneel voor - de kenmerkende soorten bedekken meer dan 10 % - en de bedekking van kenmerkende zilverschoongraslandsoorten is hoger dan deze van dotterbloemgraslandsoorten. Kenmerkende soorten voor een zilverschoongrasland (rbbzil) zijn: Aardbeiklaver, Akkerkers, Getand vlotgras, Gewone waterbies, Heelblaadjes, Klein vlooienkruid, Kruipend moerasscherm, Moeras/Zompvergeet-me-nietje, Moeraszoutgras (polderstreek), Penningkruid, Pijptorkruid, Platte rus, Polei, Rode ogentroost, Slanke waterbies, Smalle rolklaver (polderstreek), Valse voszegge, Watermunt, Zeegroene rus, Zilte rus, Zilte zegge (polderstreek), Zilverschoon en Zomprus. Kenmerkende soorten voor een dotterbloemgrasland (rbbhc) zijn: Echte koekoeksbloem, Grote ratelaar, Herfsttijloos, Kruipend zenegroen, Moeras/Zompvergeet-me-nietje, Rietorchis, Ruwe smele, Waterkruiskruid, Adderwortel, Bosbies, Brede orchis, Dotterbloem, Gevleugeld hertshooi, Kale jonker, Lidrus, Moerasrolklaver, Moerasstreepzaad, Moesdistel, Paddenrus, Slanke sleutelbloem en Tweerijige zegge. Opmerking 1: Wanneer het zilverschoongrasland soortenarmer is, en enkel de algemene begeleidende soorten bevat, kan men niet spreken van een regionaal belangrijk biotoop (rbb) Opmerking 2: Wanneer het zilverschoongrasland gelegen is binnen de ecoregio van de kustduinen, wordt het tot het type 'vochtige duinvalleien' (2190) gerekend.
Ga op zoek naar één of meerdere bomen die voldoen aan jouw criteria.
Wat weet jij over natuur, natuurbeheer en -beleid? Een overzicht van onze populairste testen.